HOOFDSTUK II

Wijze van inlijving van opgeroepenen krachtens artikel 80 der wet en krachtens artikel 226 der gemeentewet (artikel 7, tweede lid, der wet)

Artikel 2

1. Degene, die krachtens artikel 80 der wet voor dienstverrichting bij een noodwacht of een noodwachtstaf is opgeroepen, wordt ter plaatse, als bij de oproeping of bij het verlenen van uitstel bepaald, op de voet van het bepaalde in de volgende leden bij de in de oproeping vermelde noodwacht of noodwachtstaf ingelijfd.

2. De inlijving geschiedt door het bevoegd gezag en wel door indeling bij het onderdeel, waarvoor de opgeroepene geschikt is bevonden. Het bevoegd gezag kan bepalen, dat de inlijving namens dit gezag geschiedt door het bij titel I der wet aangegeven hoofd van de noodwacht of de noodwachtstaf, indien het betreft een gemeentelijke- of kringnoodwacht dan wel een noodwachtstaf, en door een door dit gezag aangewezen gemachtigde, indien het betreft de Rijksnoodwacht.

3. Ter zake van de inlijving wordt in tweevoud een akte van inlijving opgemaakt, welke is ingericht naar het model, dat als bijlage I bij dit besluit is gevoegd. Een der exemplaren van deze akte wordt aan de opgeroepene uitgereikt.

4. Bij de uitreiking is een opsporingsambtenaar, als bedoeld in artikel 104 der wet, aanwezig. Deze stelt op het exemplaar van de akte, dat bestemd is voor de administratie van de betreffende noodwacht of noodwachtstaf, een ambtsedige verklaring van de uitreiking. De verklaring wordt door de opsporingsambtenaar persoonlijk opgemaakt, gedagtekend en ondertekend.

Artikel 3

1. In de gevallen, waarin bij plaatselijke verordening krachtens de artikelen 226 en 227 der gemeentewet een regeling is getroffen, betreffende het verrichten van persoonlijke diensten, en waarin deze diensten uitsluitend of mede strekken ter uitvoering van de in artikel 1 der wet omschreven taak, worden de personen, die verplicht zijn de diensten te verrichten, op de voet van het bepaalde in de volgende leden bij de betreffende gemeentelijke- of kringnoodwacht ingelijfd.

2. De inlijving geschiedt door of vanwege het bevoegd gezag en wel door indeling bij het onderdeel, waarvoor de in het vorig lid bedoelde personen geschikt zijn bevonden.

3. Ter zake van de inlijving wordt aan deze personen een schriftelijke kennisgeving uitgereikt, waarin in elk geval wordt vermeld:

a. het tijdstip, met ingang waarvan zij de hoedanigheid van noodwachter verkrijgen;