STAATSBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

262

WET van 9 Mei 1953, houdende voorzieningen naar aanleiding van het Koninklijk besluit van 14 October 1952, Stb. 500, tot wijziging van de taak van de Departementen van Economische Zaken en van Buitenlandse Zaken.

Wij JULIANA, bij de gratie Gods. Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het nodig is wettelijke voorzieningen te treffen naar aanleiding van Ons besluit van 14 October 1952, Stb. 500, houdende wijziging van de taak van de Departementen van Economische Zaken en van Buitenlandse Zaken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I

Waar in wetten, besluiten, beschikkingen en akten, voor zover zij betreffen de werkzaamheden van het Regeringscommissariaat voor het Economische en Militaire Hulpprogramma wordt genoemd Onze Minister van Economische Zaken, wordt daaronder verstaan Onze Minister van Buitenlandse Zaken.

Artikel II

Het beheer van Hoofdstuk X der Rijksbegroting voor het dienstjaar 1951 wordt zonder enige beperking uitgeoefend door Onze Minister van Economische Zaken.

Artikel III

Hoofdstuk III der Rijksbegroting voor het dienstjaar 1952 wordt gewijzigd als volgt:

1. In voormeld hoofdstuk der Rijksbegroting worden onder de naam „Oud-Hoofdstuk X” de volgende afdeling, onderafdeling, paragrafen en artikelen ingevoegd:

In: TITEL A. GEWONE DIENST

achter artikel 120: Oud-Hoofdstuk X AFDELING I. MINISTERIE........ ƒ 15 400 Onderafdeling III. UITGAVEN VAN ALGEMENE AARD VAN HET MINISTERIE. . . 15 400 Paragraaf 2. Overige uitgaven ........ 15 400 Artikel 19 Ambtstoelagen voor zover niet elders genoemd . . 15 400 In: TITEL B. BUITENGEWONE DIENST vóór II. KAPITAALSUITGAVEN: I. UITGAVEN VAN AFLOPEND KARAKTER 1 296 200

Oud-Hoofdstuk X. AFDELING I. MINISTERIE........ 1 296 200 Onderafdeling III. UITGAVEN VAN ALGEMENE AARD VAN HET MINISTERIE . . 1 296 200 Paragraaf 1. Bureau Regeringscommissaris voor het Economische en Militaire Hulpprogramma . . 1 296 200 132 Personeelsuitgaven.......ƒ 639 100 waarvan komt ten laste van: hoofdstuk VIII A der Rijksbegroting . . .ƒ 100 800 hoofdstuk VIII B der Rijksbegroting ... 25 200 ----- 126 000 zodat wordt uitgetrokken.......... 513 100 134 Algemene uitgaven........ƒ 173 000 waarvan komt ten laste van: hoofdstuk VIII A der Rijksbegroting ... ƒ 30 720 hoofdstuk VIII B der Rijksbegroting ... 7 680 --- 38 400 zodat wordt uitgetrokken.......... 134 600 136 Representatiekosten............. 7 500 138 Aanschaffingen voor inrichting, uitbreiding en vernieuwing .................. 1 000 140 Kosten verbonden aan de voorlichting over het Economische en Militaire Hulpprogramma..... 40 000 141 Bijdrage van Nederland over 1951/1952 in de kosten van de Organisation for European Economie Cooperation................ 600 000 2. In Artikel II van de wet tot vaststelling van hoofdstuk III der Rijksbegroting voor het dienstjaar 1952 wordt in plaats van „104 en 110” gelezen: „104, 110 en 132 (oud-Hoofdstuk X)”. In Artikel III van genoemde wet wordt in plaats van „56 en 79” gelezen: „56, 79 en 134 (oud-Hoofdstuk X)”. In de eerste alinea van Artikel V van genoemde wet wordt in plaats van „119 en 120” gelezen: „119, 120, 134 (oud-Hoofdstuk X), 138 (oud-Hoofdstuk X) en 140 (oud-Hoofdstuk X)”. 3. Tengevolge van het bepaalde sub 1 van dit Artikel wordt: verhoogd met: de Gewone dienst.................ƒ 15 400 de Buitengewone dienst. I. Uitgaven van aflopend karakter......... 1 296 200 Gewone dienst. ingevoegd: Afdeling I. Afdeling I..... Oud-Hoofdstuk X. Onderafdeling 111. Onderafdeling UI. . . Paragraaf 2..... Buitengewone dienst. I. Uitgaven van aflopend karakter, ingevoegd: Oud-Hoofdstuk X. Afdeling f. Afdeling I............... Onderafdeling UI. Onderafdeling III............ Paragraaf 1.............. en gebracht op: 15 400 15 400 15 400 1 296 200 1 296 200 1 296 200