5. Heeft een taxatie ingevolge het derde lid van dit artikel plaats gevonden, dan zal het bedrag van de hertaxatie op de bon worden vermeld.

6. Een duplicaat van de bon wordt door de commandant van het onderdeel, ten behoeve waarvan het motorrijtuig is gevorderd, aan de colonnecommandant ter hand gesteld. Deze levert dit duplicaat in bij de burgemeester.

7. Het model van de bon wordt door Onze Minister van Oorlog vastgesteld en in de Staatscourant bekend gemaakt.

Artikel 77. 1. Degene, aan wie de bon ingevolge het voorgaande artikel is uitgereikt, is verplicht deze aan de houder ter hand te stellen.

2. Indien de houder niet zelf rechthebbende op de schadeloosstelling is, is hij verplicht de bon ter hand te stellen aan de rechthebbende op de schadeloosstelling, wiens naam op de bon is vermeld.

3. Zo er meer rechthebbenden op de schadeloosstelling zijn, is de houder verplicht de bon aan die rechthebbende op de schadeloosstelling ter hand te stellen, wiens naam als eerste op de bon is vermeld, en de overige rechthebbenden op de schadeloosstelling daarvan schriftelijk in kennis te stellen.

Artikel 78. 1. De burgemeester doet aan de vorderingseommissaris-motorrijtuigen desgevraagd een opgave toekomen van het totale bedrag, hetwelk volgens de door hem ontvangen duplicaat-bonnen aan de rechthebbenden op de schadeloosstelling in zijn gemeente zal moeten worden uitbetaald.

2. De vorderingscommissaris-motorrijtuigen draagt zorg dat de nodige gelden zo spoedig mogelijk aan de gemeente beschikbaar worden gesteld.

3. De burgemeester maakt het tijdstip bekend waarop de uitbetaling zal plaats hebben.

4. De uitbetaling geschiedt door de gemeente, tegen inlevering van de bon, aan de rechthebbenden op de schadeloosstelling, ieder voor zoveel hij recht heeft.

5. Nadat uitbetaling heeft plaats gevonden wordt een afrekening toegezonden aan de vorderingscommissaris-motorrijtuigen, onder medezending van alle ingenomen bonnen.

Artikel 79. Indien te voorzien is, dat geen openbare middelen van vervoer aanwezig zullen zijn om degenen, die de motorrijtuigen op de plaats van bestemming hebben gebracht, naar hun woonplaats te doen terugkeren, draagt de burgemeester zorg voor de daartoe nodige vervoersmiddelen.

Artikel 80. 1. De motorrijtuigen, bestemd voor het in het voorgaande artikel bedoelde vervoer, worden voorzien van een verklaring, afgegeven door de vorderingscommissaris-motorrijtuigen en door deze autoriteit getekend, waarop vermeld wordt dat deze motorrijtuigen niet dan in de uiterste militaire noodzaak op de dag, waarop de algemene vordering van motorrijtuigen plaats heeft, gevorderd mogen worden.

Artikel 81. 1. .Indien de omstandigheden het niet toelaten dat de terugreis terstond na de aanbieding van de motorrijtuigen geschiedt, treft de colonnecommandant de nodige maatregelen ter voorziening in de behoeften aan voeding en huisvesting van degenen, die de motorrijtuigen op de plaats van bestemming hebben gebracht.

2. Te dien einde stelt hij zich in verbinding met de burgemeester ter plaatse, die zoveel mogelijk zijn bemiddeling verleent.

AFDELING 9

Proefvordering

Artikel 82. 1 . Indien een algemene vordering van motorrijtuigen in de zin van artikel 61 der wet plaats heeft, wordt het motorrijtuig in afwijking van artikel 76 na de aanbieding niet in eigendom overgenomen.

2. De commandant van het onderdeel, waaraan het motorrijtuig is aangeboden, stelt op de desbetreffende lastgeving een verklaring, dat het motorrijtuig op de plaats van bestemming is verschenen.

3. Ter verkrijging van de schadeloosstelling dient de houder binnen veertien dagen na de dag, waarop de proefvordering plaats vond, een declaratie bij de burgemeester in te dienen onder overlegging van de lastgeving, voorzien van de in het voorgaande lid bedoelde verklaring.

4. De burgemeester zendt de declaratie, na deze voor gezien en accoord te hebben getekend, binnen vier weken na de dag, waarop de proefvordering plaats vond, aan de vorderingscommissaris-motorrijtuigen.

' 5. De vorderingscommissaris-motorrijtuigen draagt zorg, dat de schadeloosstelling zo spoedig mogelijk aan de rechthebbende wordt uitbetaald.

HOOFDSTUK V

Schadeloosstelling

AFDELING 1

Algemene bepalingen

Artikel 83. 1. De schadeloosstelling voor het voldoen aan een vordering krachtens de wet wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.

2. Voor zover bij de volgende bepalingen van dit hoofdstuk geen bijzondere of afwijkende regelen zijn gegeven, wordt de schadeloosstelling vastgesteld op het geldelijk nadeel hetwelk is ontstaan als rechtstreeks gevolg van de vordering.

3. De schadeloosstelling, welke krachtens de bepalingen van dit hoofdstuk is vastgesteld, kan worden verminderd, indien en voor zover de rechthebbende op de schadeloosstelling redelijkerwijs de mogelijkheid heeft gehad de schade te beperken.

Artikel 84. 1 . De schadeloosstelling voor het voldoen aan een vordering in eigendom van een roerend goed wordt vastgesteld op een bedrag, gelijk aan de vervangingswaarde op het tijdstip van de vordering.

2. Onder vervangingswaarde wordt verstaan de aanschaffingsprijs van een soortgelijk goed in dezelfde staat op het tijdstip van de vordering. Indien geen zodanige aanschaffingsprijs van het goed bekend is, wordt de vervangingswaarde bepaald op de nieuwprijs van het goed op het tijdstip van de vordering, verminderd met een redelijke afschrijving welke gebaseerd is op de levensduur van het goed.

Artikel 85. De schadeloosstelling voor het voldoen aan een vordering in gebruik van een roerend goed wordt, naar reden van de tijdsduur, vastgesteld op het bedrag van een redelijke afschrijving op de nieuwprijs van het goed op het tijdstip van de vordering, welke afschrijving gebaseerd is op de levensduur van het goed.

Artikel 86. 1. Indien de vordering betrekking heeft op het geheel of gedeeltelijk gebruik van woonhuizen, wordt de schadeloosstelling vastgesteld op een evenredig bedrag van de huurwaarde in de zin van de artikelen 7 en 8 van de Wet op de personele belasting 1950.

2. In het geval, bedoeld in het voorgaande lid, worden op de schadeloosstelling in mindering gebracht de kosten van het onderhoud, hetwelk krachtens de bepalingen inzake huur en verhuur van het Burgerlijk Wetboek ten laste van de verhuurder komt, indien en voor zover bij gebreke van een zodanig onderhoud door degene, van wie gevorderd is, dit is geschied door de gebruiker.

Artikel 87. 1. De tengevolge van het gebruik ontstane buitengewone waardevermindering van een goed, bedoeld in de artikelen 85 en 86, wordt vergoed.

2. De in de artikelen 85 en 86 bedoelde schadeloosstelling wordt alsdan doorbetaald over de termijn, welke redelijkerwijs nodig is voor het herstel van de buitengewone waardevermindering, voorzover dit herstel plaats vindt en dientengevolge het gebruik van het goed belemmerd wordt.

Artikel 88. 1. Indien een roerend goed tengevolge van het gebruik verloren gaat, wordt de schadeloosstelling vastgesteld