2. Het slot van het tweede lid wordt vervangen door:

„van de wedde of het loon, vermeerderd met de eventueel verleende bijslag, bedoeld in artikel 3, en de toelage, bedoeld in artikel 3a.”

C. 1. Het eerste lid van artikel 4 a wordt gelezen als volgt:

„1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 3, 3a en 4 wordt boven de wedde een verhoging toegekend, als in de volgende leden nader wordt omschreven.”.

2. Het slot van het tweede lid van artikel 4a wordt gelezen als volgt:

„van de som van de wedde of het loon, de in artikel 4 bedoelde toeslag, de eventueel verleende bijslag, bedoeld in artikel 3 en de toelage, bedoeld in artikel 3a.”

D. Het eerste lid van artikel 5 wordt gelezen als volgt:

„1. De bijslag, de toelage, de toeslag en de verhoging, bedoeld in de artikelen 3, 3a, 4 en 4a vormen te zamen één toelage.”

E. Na artikel 5 wordt ingevoegd:

Artikel 5a

1. Voor een belanghebbende, bedoeld in artikel 1, onder le, wiens wedde wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage G van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1948, alsmede voor een belanghebbende, bedoeld onder 4e tot en met 6e van dat artikel, wordt de in artikel 5 bedoelde toelage berekend naar het totaal van de aan hem toegekende wedden in de zin van dit besluit, dan wel in de zin van een daarmede overeenkomende regeling.

2. Onze Minister, hoofd van het daarbij betrokken departement van Algemeen Bestuur, regelt de verdeling van de in het vorige lid bedoelde toelage over de door belanghebbende vervulde betrekkingen.

§ 4

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel VII

1. De kortingen voor het van Rijkswege verstrekte genot van woning, vuur, licht en water alsmede de aanspraken op

vacantieverlof ondergaan tengevolge van de totstandkoming van dit besluit geen wijziging.

2. De vergoedingen wegens verricht overwerk dan wel krachtens het Verplaatsingskostenbesluit(676. 1946, no. G 371), betrekking hebbend op het tijdvak gelegen tussen de in artikel I bedoelde data en de datum van inwerkingtreding van dit besluit, ondergaan tengevolge van de totstandkoming van dit besluit geen wijziging.

Artikel VIII

Indien de toepassing van dit besluit of van de daarop gegronde voorschriften zou leiden tot onjuiste salarisverhoudingen of hardheden van overwegende aard, zijn Onze Minister, hoofd van het betrokken departement van algemeen bestuur en Onze Minister van Binnenlandse Zaken bevoegd bij gemeenschappelijke beschikking, in het voordeel van de ambtenaar van dit besluit af te wijken.

Artikel IX

Dit besluit treedt in werking op een door Ons te bepalen dag, welke voor verschillende groepen van personeel verschillend kan zijn.

Onze Ministers zijn, ieder voor zover hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad geplaatst zal worden en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

Soestdijk, 4 Augustus 1953.

JULIANA.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

BEEL.

Uitgegeven de zevende Augustus 1953.

De Minister van Justitie a.i., BEEL.