406 BESLUIT van 30 Juli 1953, houdende

reorganisatie van het Provinciaal Ziekenhuis nabij Santpoort.

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Neder landen, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid van 23 Juli 1953, No. 9681, Directie Volksgezondheid, Afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg;

Gelet op de wet van 27 April 1884 (Stb. 96);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Met ingang van 1 September 1953 wordt aan het bestuur der provincie Noordholland vergunning verleend om van het Provinciaal Ziekenhuis nabij Santpoort de tussenvleugels van het in 1888 geopende Nieuwe Gebouw in te richten tot een gesticht voor krankzinnigen.

Zowel voor dit gesticht als voor de in artikel 2 bedoelde inrichting zullen gelden de voorheen en thans overgelegde tekeningen.

Artikel 2. Het Oudb Gebouw, het Paviljoen, het zogenaamde landhuis en het gebouw „Meerzicht”, alsmede het frontgebouw en de westelijke vleugels van het Nieuwe Gebouw, worden onder de in artikel 10 vermelde voorwaarden aangewezen als een inrichting, welke niet als een gesticht wordt beschouwd, ook wanneer daarin meer dan twee krankzinnigen worden verpleegd.

Wij behouden Ons voor deze voorwaarden, wanneer dit nodig blijkt, aan te vullen of te wijzigen.

Artikel 3. In het gesticht voor krankzinnigen mogen niet meer dan 150 krankzinnigen, 75 mannen en 75 vrouwen, worden verpleegd.

Artikel 4. In de in artikel 2 bedoelde inrichting mogen niet meer dan 375 mannen en 993 vrouwen worden verpleegd.

Artikel 5. Zonder toestemming van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid mogen op het terrein van het ziekenhuis geen opstallen, tenzij overeenkomstig de in artikel 1 bedoelde tekeningen, worden opgericht en mag niet aan derden de beschikking over enig deel van dit terrein worden gegeven.

Artikel 6. Zonder toestemming van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid mag in de gebouwen van het ziekenhuis, de riolering en verdere inrichtingen op het terrein, zomede in de omheining van de tuinen, geen verandering worden aangebracht, welke tot gevolg zou hebben, dat zij niet meer geheel overeenstemmen met de in artikel 1 bedoelde tekeningen.

Artikel 7. In elk voor meer dan één verpleegde bestemd slaapvertrek wordt op een duidelijk zichtbare plaats het aantal personen aangegeven, waarvoor het vertrek bestemd is.

Artikel 8. De geneeskundige behandeling der verpleegden wordt opgedragen aan tenminste negen geneeskundigen, die gevestigd moeten zijn in een woning op of nabij het terrein van het ziekenhuis, en die buiten het ziekenhuis geen werkzaamheden als geneeskundige mogen verrichten dan voorzoverre dit door Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid wordt toegestaan.

Artikel 9. Van elke opneming, ontslag of overlijden van een verpleegde wordt binnen twee weken een schriftelijke kennisgeving gezonden aan de met het toezicht op het Provinciaal Ziekenhuis belaste Inspecteur.

Artikel 10. De in artikel 2 bedoelde voorwaarden luiden als volgt:

1. Tot de inrichting en terreinen wordt te allen tijde vrije toegang verleend aan de Inspecteur, bedoeld in artikel 9.

2. Het bestuur, de aan de inrichting verbonden geneeskundigen, benevens het overige aldaar werkzame personeel geven aan de Inspecteur de door hem verlangde inlichtingen.

3. De aan de inrichting verbonden geneeskundigen maken regelmatig ten aanzien van de aan hun behandeling toevertrouwde verpleegden, nauwkeurige aantekeningen, welke een duidelijk beeld geven van de voorgeschiedenis, zomede van de toestand der verpleegden in lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk opzicht, van de wijzigingen, welke deze toestand ondergaat, van bijzondere voorvallen en van hetgeen in het belang der verpleegden wordt gedaan; uit deze aantekeningen moet voorts nu en dan blijken, of voortzetting van de verpleging in de inrichting nog noodzakelijk of wenselijk is.

Zij worden na het ontslag of het overlijden van de verpleegde zorgvuldig bewaard gedurende vijf en twintig jaren. Van deze aantekeningen wordt aan de Inspecteur op zijn verlangen inzage gegeven.

4. De verpleegden worden niet belemmerd zich schriftelijk te wenden tot de Hoofden der Departementen van Algemeen Bestuur, tot de Inspecteur en tot de Officier van Justitie.

5. Een verpleegde wordt ontslagen:

a. op eigen verzoek of op dat van een der ouders of van de voogd, ingeval de verpleegde staat onder ouderlijke macht of voogdij;

b. op schriftelijke verklaring van de eerste geneeskundige, dat zijn verpleging in dc inrichting niet langer noodzakelijk of wenselijk is;

c. op verlangen van de Inspecteur.

6. In acht worden genomen de nadere voorschriften, welke Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid ten aanzien van het in dit artikel bepaalde mocht geven.

Artikel 11. Het bestuur draagt zorg, dat een afschrift van dit besluit en van de ministeriële beschikking, bedoeld in de artikelen 5, 6, 8 en 10, zomede een copie van de in artikel 1 bedoelde tekeningen, aanwezig zijn in het ziekenhuis en aan de Inspecteur, zomede aan de Officier van Justitie, te allen tijde op verlangen ter inzage worden voorgelegd.

Artikel 12. Met ingang van 1 September 1953 wordt het Koninklijk besluit van 2 December 1918 (Stb. 771) ingetrokken.

Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Soestdijk, 30 Juli 1953.

JULIANA.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid.

P. MUNTENDAM.

Uitgegeven de een en twintigste Augustus 1953.

De Minister van Justitie a.i., BEEL.