STAATSBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

288

WET van 6 juni 1968, houdende wijziging van de Wet op de Kansspelen.

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenst is de mogelijkheden tot het organiseren van sportprijsvragen te verruimen en in verband daarmede enkele bepalingen ten aauzien van de staatsloterij te herzien.

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I

De Wet op de kansspelen *) wordt als volgt gewijzigd.

A

1. Artikel 9, derde lid, wordt gelezen:

3. Per serie worden ten minste veertigduizend prijzen uitgeloofd. De hoofdprijs mag na aftrek van de daarover verschuldigde belasting, ten hoogste f 500 000,— bedragen.

2. In het vijfde lid van artikel 9 wordt „twintig” gelezen: vijfentwintig.

B

In artikel 15, derde lid, wordt „ten hoogste vijf der” gelezen: de.

C

In artikel 16 wordt „Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen” gelezen: Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk.

D

Artikel 17 wordt gelezen:

De begunstigers betalen periodiek een door de instelling te bepalen bedrag. De opbrengst wordt aangewend voor een te vormen reservefonds.

E

Artikel 18 wordt gelezen:

In één prijsvraag mag een begunstiger niet meer dan één bewijs van deelneming inzenden.

l ) Stb. 1964, 483, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 februari 1967 (Stb. 108).

F

1. In artikel 19, eerste lid, wordt „in overwegende mate” gelezen: in aanzienlijke mate.

2. In het tweede lid van artikel 19 wordt „f 100 000,—” gelezen: f 500 000,—.

G

Artikel 21, tweede lid, onder a, b en c wordt gelezen:

a. de registratie van de begunstigers, de aan de registratie verbonden kosten en de besteding van het in artikel 17 genoemde reservefonds;

b. het aantal te houden prijsvragen;

c. de maximum-inzet van één deelnemer in een prijsvraag.

De onderdelen c, d, e, f, g, h en i worden verletterd tot d, e, f, g, h, i en ƒ.

Artikel II

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 6 juni 1968.

JULIANA.

De Minister van Justitie, C. H. F. POLAK.

De Staatssecretaris van Financiën,

F. H. M. GRAPPERHAUS.

De Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk,

M. KLOMPÉ.

Uitgegeven de achttiende juni 1968.

De Minister van Justitie, C. H. F. POLAK.

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Bijl. Hand. II 67/68, 9490; Hand. II 67/68, bladz. 1812—1832; Bijl. Hand. I 67/68, 9490; Hand. I 67/68, bladz. 763—770, .........