Artikel 26

1. Uiterlijk dertig dagen voor de datum van herindeling benoemen Gedeputeerde Staten van Noord-Holland met ingang van die datum een tijdelijke secretaris en een tijdelijke functionaris, belast met de taak van een ontvanger, van de nieuwe gemeenten. Deze benoemingen gelden tot de dag waarop overeenkomstig de gemeentewet in de vervulling van deze functies wordt voorzien. 2. Het bepaalde in het eerste lid van artikel 8 is ten aanzien van bedoelde functionarissen van overeenkomstige toepassing.

Artikel 27

1. De ambtenaren in vaste en in tijdelijke dienst, mits dit laatste dienstverband ten minste vijfjaren heeft geduurd en de aanstelling niet is geschied in een betrekking van kennelijk tijdelijke aard, die ten gevolge van deze wet worden of zijn ontslagen, hebben ten laste van Hoofdstuk VII van de rijksbegroting recht op wachtgeld volgens de regelen, vastgesteld bij de algemene maatregel van bestuur van 23 november 1972, Stb. 671. 2. Voor hem die benoemd is in een tijdelijke functie als bedoeld in artikel 26, gaat het recht op wachtgeld in op de dag nadat zijn benoeming in die functie is vervallen.

Artikel 28

De ambtenaren in tijdelijke dienst wier dienstverband minder dan vijf jaren heeft geduurd dan wel van kennelijktijdelijke aard was, alsmede de personen in dienst op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, die ten gevolge van deze wet worden of zijn ontslagen onderscheidenlijk wier dienstverband ingevolge deze wet wordt beëindigd, hebben ten laste van Hoofdstuk VII van de rijksbegroting recht op uitkering volgens de regelen, vastgesteld bij de algemene maatregel van bestuur van 23 november 1972, Stb. 672.

Artikel 29

Indien een bij deze wet betrokken gemeente is aangesloten bij een intercommunale regeling «Instituut Ziektekostenvoorziening Ambtenaren», wordt met betrekking tot de deelnemers in het instituut die recht hebben op wachtgeld of een uitkering krachtens artikel 27 onderscheidenlijk 28, voor de duur van dit recht het aandeel van deze gemeente in de bijdrage die aan het instituut verschuldigd is, ten laste van Hoofdstuk VII van de rijksbegroting gebracht.

Artikel 30

Aan de ambtenaren die door toepassing van artikel 24 in dienst van een andere gemeente overgaan en daardoor genoopt zijn te verhuizen, wordt door die gemeente een tegemoetkoming verleend op de voet van het Verplaatsingskostenbesluit 1962.

Artikel 31

1. Voor de burgemeester, de secretaris en de ontvanger van een op te heffen gemeente die benoemd worden tot onderscheidenlijk burgemeester, secretaris en ontvanger van een mede uit gebied van die gemeente te vormen nieuwe gemeente, wordt bepaald: a. hun overeenkomstig de desbetreffende bezoldigingsregeling vast te stellen bezoldiging voor de betrekking waarin zij in de nieuwe gemeente worden benoemd;