2. die binnen Europa, in verband met het verzet van derden, vrijheidsberoving hebben ondergaan dan wel door de vijand zijn mishandeld of ter dood zijn gebracht; 3. die binnen Europa, in verband met het verzet van derden, lichamelijk letsel hebben bekomen dan wel het leven hebben verloren; 4. die binnen Europa als gijzelaars vrijheidsberoving hebben ondergaan; 5. die vóór de vijandelijke bezetting van Nederland, aldaar of van daar uit anti-nationaal-socialistische activiteiten hebben verricht en in verband daarmede vrijheidsberoving hebben ondergaan dan wel door de vijand zijn mishandeld of ter dood gebracht; 6. die na 15 mei 1940, met de bedoeling om een persoonlijke bijdrage te leveren aan de oorlogvoering: a. vanuit bezet gebied in Europa naar Engeland zijn uitgeweken en daarna een persoonlijke bijdrage aan de oorlogvoering hebben geleverd; b. vanuit bezet gebied in Europa naar Engeland zijn uitgeweken maar wegens ziekten of gebreken, welke zijn ontstaan of verergerd door of in verband met het uitwijken, geen persoonlijke bijdrage hebben kunnen leveren aan de oorlogvoering; c. vanuit bezet gebied in Europa naar Engeland hebben getracht uit te wijken en die in verband met deze poging om uit te wijken het leven hebben verloren, vrijheidsberoving hebben ondergaan, door de vijand zijn mishandeld of ter dood gebracht dan wel wegens ziekten of gebreken, welke door of in verband met het uitwijken zijn ontstaan of verergerd, Engeland niet hebben kunnen bereiken.

Artikel 3

De Buitengewone Pensioenraad kan, na verkregen instemming van de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, met personen, die behoren tot de in artikel 2 omschreven categorieën, gelijkstellen degenen, wier omstandigheden tijdens de oorlogsjaren 1940-1945 een zodanige overeenkomst vertonen met die van personen behorende tot eerder bedoelde categorieën, dat het niet van toepassing verklaren van dit besluit een klaarblijkelijke hardheid zou zijn.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot 1 januari 1978.

Lasten en bevelen, dat dit besluit en de bijbehorende nota van toelichting in het Staatsblad zullen worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en de Algemene Rekenkamer.

Soestdijk, 8 juli 1978

Juliana

De Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, J. G. Kraaijeveld-Wouters

De Ministervan Financiën,

F. H. J. J. Andriessen

Uitgegeven de tiende augustus 1978

De Minister van Justitie a.i., D. S. Tuijnman