4. De laatste volzin van het vijfde lid wordt gelezen:

De eventuele reis- en verblijfkosten van de belanghebbende worden hem door het bestuur vergoed op de voet van het Reisbesluit 1971.

Q. Aan het slot van artikel E17, derde lid, onder b wordt de punt vervangen door «en».

Aan dit artikellid wordt toegevoegd:

c. aan de behandelend geneeskundige van belanghebbende op verzoek van laatstgenoemde.

R. Artikel E18 wordt gewijzigd als volgt: In artikel E18, eerste lid wordt tussen «wordt» en «door het bestuur» ingevoegd: onverwijld.

5. Artikel E19 wordt gelezen:

Artikel E19 Ziekte-aanspraken na ontslag

1. De gewezen belanghebbende die wegens ziekte, ontstaan voor het tijdstip waarop hij is ontslagen of waarop zijn benoeming in tijdelijke dienst is afgelopen, nadien nog ongeschikt is een naar aard en omvang soortgelijke betrekking te vervullen, behoudt - voor zover hij niet als herplaatsbaar verklaarde is herplaatst in een betrekking als bedoeld in artikel K2, tweede lid, van de pensioenwet - gedurende zijn ongeschiktheid zijn laatstelijk genoten bezoldiging. Het in de vorige volzin bepaalde geldt slechts indien en voor zover de termijnen van respectievelijk 18 en 12 kalendermaanden, bedoeld in artikel E3, eerste lid onder a en b, nog niet zijn verstreken, met dien verstande dat voor de gewezen belanghebbende in vaste dienst die is ontslagen in verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, een termijn van 12 maanden geldt. 2. De gewezen belanghebbende die binnen een maand na het tijdstip waarop hij is ontslagen of waarop zijn benoeming in tijdelijke dienst is afgelopen wegens ziekte ongeschikt wordt een naar aard en omvang soortgelijke betrekking te vervullen ontvangt - mits hij gedurende ten minste twee maanden onmiddellijk aan dat tijdstip voorafgaand in dienst is geweest -gedurende zijn ongeschiktheid, doch uiterlijk tot 1 jaar na de aanvang daarvan, zijn laatstelijk genoten bezoldiging. Dit lid, alsmede het eerste lid vinden geen toepassing op degene die na evenbedoeld tijdstip in verband met de aanvaarding van een betrekking van ten minste gelijke omvang als de beëindigde aanspraak kan maken op loon of bezoldiging, dan wel op een uitkering krachtens de Ziektewet (Stb. 1967, 373). 3. Indien de gewezen belanghebbende binnen een tijdvak van 30 kalenderdagen nadat de volgens het eerste en tweede lid geregelde doorbetaling van zijn laatstelijk genoten bezoldiging in verband met zijn herstel is gestaakt, wederom wegens ziekte ongeschikt wordt een naar aard en omvang soortgelijke betrekking te vervullen, wordt de nieuw opgetreden ongeschiktheid als een voortzetting van de vorige ongeschiktheid beschouwd en wordt de doorbetaling hervat. Voor het bepalen van het tijdstip, waarop de in het eerste en tweede lid bedoelde termijnen, zijn verstreken, worden perioden van ongeschiktheid een naar aard en omvang soortgelijke betrekking te vervullen, welke elkaar met een onderbreking van minder dan 30 kalenderdagen zijn opgevolgd, samengeteld. 4. De gewezen belanghebbende die hetzij op een tijdstip waarop hij is ontslagen of waarop zijn benoeming in tijdelijke dienst is afgelopen, nadat hij reeds gedurende de voor hem ingevolge het eerste lid van artikel E3 geldende termijn wegens ziekte verhinderd was geweest zijn dienst te verrichten, hetzij na afloop van de periode waarin hij krachtens het eerste, tweede of derde lid zijn laatstelijk genoten bezoldiging ontving, nog arbeidsonge-