aangevraagd, omtrent de maximumduur en de omvang, alsmede omtrent de overige voorwaarden en gevolgen daarvan (bij circulaire) voorschriften zullen worden gegeven. Wat betreft de voorschriften te geven met betrekking tot het eerste lid zullen vanzelfsprekend de thans geldende regelingen als uitgangspunt dienen.

Artikel C12 onderscheidt in kort en lang buitengewoon verlof. Het verschil tussen beide vormen van verlof (dat ook in de huidige tekst bestaat - men vergelijke b.v. de huidige artikelen C5 en C6) is hierin gelegen dat lang buitengewoon verlof voor een langere periode en structureel wordt verleend, veelal in verband met werkzaamheden die tijdens de verlofperiode wekelijks terugkeren, terwijl kort buitengewoon verlof incidenteel wordt verleend in verband met gebeurtenissen die zich eenmalig of niet frequent voordoen. Lang buitengewoon verlof wordt toegekend voor één of meer kalenderjaren of gedeelten daarvan. Kort buitengewoon verlof wordt voor iedere desbetreffende incidentele gebeurtenis afzonderlijk aangevraagd en toegekend.

In de zojuist genoemde voorschriften zullen de verschillende mogelijkheden tot verlofverlening krachtens het eerste lid van artikel C12 op dezelfde wijze in kort en lang buitengewoon verlof onderscheiden blijven als thans het geval is.

Voorts is een slotbepaling (art. C13) ingevoerd.

Artikel C7

Doorte bepalen dat lang buitengewoon verlof uitsluitend in het persoonlijk belang voor ten hoogste zes maanden kan worden verleend is dit artikel in overeenstemming gebracht met het overeenkomstige artikel 34a van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.

Artikel Cl3

De in dit artikel opgenomen slotbepaling is toegevoegd om het hoofd te kunnen bieden aan gevallen waarin hoofdstuk C niet of niet naar billijkheid voorziet alsmede om ter zake van het hoofdstuk nadere regels te kunnen geven.

c. Wijzigingen van voornamelijk redactionele aard

Artikel II onderdeel C van het besluit behelst tevens voorstellen tot wijzigingen van voornamelijk redactionele aard in de artikelen C1, aanhef, C5, eerste lid, C6 eerste en derde lid, C8, C9, eerste lid, C10 en C12.

Hierbij zij opgemerkt dat in de voorgestelde nieuwe tekst de huidige artikelen ClOtoten met C12 zijn vernummerd tot C9toten metC11. Bovendien is het huidige artikel C5 derde lid, vernummerd tot artikel C5a, zulks omdat de in deze bepaling geregelde mogelijkheid voor het bevoegd gezag om in andere gevallen dan die bedoeld in artikel C6, eerste lid, voor ten hoogste vier dagen per kalenderjaar kort buitengewoon verlof te verlenen, niet als imperatief maar als facultatief verlof dient te worden beschouwd en derhalve systematisch gezien niet in artikel C5 moet worden geregeld.

D. Wijziging van hoofdstuk E van het Rechtspositiebesluit W.L.W.

1. De wijziging van het onderhavige hoofdstuk onder artikel II, de onderdelen D t/m Z is in overeenstemming met de wijziging van hoofdstuk l-E van het Rechtspositiebesluit W.V.O.

De wijziging strekt er in hoofdzaak toe de regeling met betrekking tot de aanspraken bij ziekte van het personeel werkzaam bij het leerlingwezen aan te passen aan de wijzigingen die terzake van de Rijksambtenaren in het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) zijn aangepast. Het gaat daarbij met name om wijzigingen die in het ARAR zijn aangebracht bij de Koninklijke Besluiten van 17 december 1975 (Stb. 704) en 24 maart 1976 (Stb. 217).