NOTA VAN TOELICHTING

Met betrekking tot de voorgestelde wijzigingen wordt, de onderdelen van artikel I volgend, het volgende opgemerkt.

A. De vaststelling van het bedrag der kosten van sociale zorg geschiedt voor wat betreft de kosten van de voorzieningen genoemd in artikel 14, eerste lid, onder a, g, n, z, aa en ad aan de hand van de door gedeputeerde staten akkoord bevonden opgaven. De voorzieningen genoemd in artikel 14, eerste lid, onder b, m, r, ab en ac kunnen niet anders worden beoordeeld dan met behulp van door de desbetreffende vakdepartementen en de werkvoorzieningsschappen te leveren gegevens. Als enige uitzondering hierop geldt dat de kosten van de voorziening genoemd onder ab, te weten het geneeskundig schooltoezicht, indien het uitgaven betreft van een gemeentelijke dienst - niet zijnde een dienst ex artikel 252 van de gemeentewet - worden vastgesteld aan de hand van de gemeentelijke opgaven.

De gegevens over de voorziening genoemd onder b hebben uitsluitend betrekking op de door het departement van Sociale Zaken relevant geachte uitgaven voor de geldelijke opbrengst opleverende werkobjecten ingevolge de Wet Sociale Werkvoorziening en voor wat de overige voorzieningen betreft uitsluitend betrekking op de door het departement van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk of het departement van Volksgezondheid en Milieuhygiëne gesubsidieerde personeelsformatie. Dit betekent dat er niet aan valt te ontkomen dat bij de vaststelling van de kosten bedragen aan andere jaren worden toegerekend dan waarvoor zij zijn opgegeven. Aangenomen moet namelijk worden dat het resultaat van een dienst, instelling of werkvoorzieningsschap over een bepaald jaar dikwijls in latere gemeenterekeningen tot uitdrukking komt.

Uit controletechnische overwegingen is het niet doenlijk voor de vaststelling van de kosten telkenjare de in de gemeenterekening verantwoorde bedragen zonder meer over te nemen.

De algemene regel, gegeven in het eerste lid van artikel 13, is dat de bepaling van de kosten van sociale zorg, bedoeld in artikel 9 van de FinanciëleVerhoudingswet 1960, wordt gebaseerd op de in de gemeenterekening verantwoorde bedragen.

In overeenstemming met adviezen van de Raad voor de gemeentefinanciën werd toten met het uitkeringsjaar 1971, met toepassing van het met ingang van 1 januari 1973 vervallen vierde lid van artikel 13, van deze regel afgeweken, indien inkomsten en uitgaven uitsluitend konden worden vastgesteld aan de hand van jaarrekeningen van een gemeentelijke tak van dienst, van een samenwerkingsverband of van een instelling. Daardoor kon het voorkomen dat bij de vaststelling van de kosten bedragen aan andere jaren werden toegerekend dan waarvoor zij waren opgegeven. Om dat ook voor 1973 en volgende jaren mogelijk te maken, wordt voorgesteld een daartoe strekkende bepaling in artikel 13 in te voegen.

B. De wijzigingen zoals die in artikel 14 zijn voorgesteld met betrekking tot de voorzieningen genoemd onder g, m, n en r zijn bedoeld om deze met de huidige situatie in overeenstemming te brengen. Zij betreffen regelingen of richtlijnen die inmiddels vervangen zijn door de thans aangewezen regelingen.

Uit een oogpunt van leesbaarheid van artikel 14 komt het wenselijk voor van de gelegenheid gebruik te maken om uitsluitend de nog van toepassing zijnde regelingen te vermelden.

Met ingang van 1 januari 1976 is van kracht geworden de Interim-subsidieregeling voor het kruiswerk, die te beschouwen is als voortzetting van de Rijksregeling zoals bedoeld in artikel 14, eerste lid, onder z.

Het beleid is erop gericht geleidelijk de instellingen die vallen onder de regeling, genoemd onder z, te brengen onder de werkingssfeer van de Inte-