Artikel 2A. 1. Datgene waarvoor octrooi wordt aangevraagd, wordt geacht te zijn uitgevonden, wanneer het vóór de dag van indiening voor een deskundige, gegeven de stand van de techniek, niet voor de hand lag. 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt de inhoud van de in artikel 2, derde en vierde lid, bedoelde octrooiaanvragen buiten beschouwing gelaten. Artikel 3. 1 . Een uitvinding is slechts vatbaar voor octrooi, wannneer zij strekt tot verkrijging van enige uitkomst op welk gebied van de nijverheid ook, daaronder begrepen de landbouw. 2. Niettemin wordt geen octrooi verleend voor plante- of dierenrassen, alsmede voor werkwijzen van wezenlijk biologische aard voor de voortbrenging van planten of dieren, met uitzondering van microbiologische werkwijzen en hierdoor verkregen voortbrengselen. Artikel 4. Vervallen. Artikel 5. Geen octrooi wordt verleend voor voortbrengselen of werkwijzen, waarvan het openbaar worden strijdig zou zijn met de openbare orde of de goede zeden. Artikel 5A. Elke aanvrage om octrooi mag slechts op een enkele uitvinding betrekking hebben of op een groep van uitvindingen, die zodanig onderling verbonden zijn, dat zij op een enkele algemene uitvindingsgedachte berusten. Nadere voorschriften dienaangaande kunnen bij algemene maatregel van Rijksbestuur worden vastgesteld. Artikel 6. Onverminderd de artikelen 9,10 en 11, wordt de aanvrager als uitvinder beschouwd. Artikel 7. 1. Hij, die in een der landen, aangesloten bij de Internationale Unie tot bescherming van de industriële eigendom, overeenkomstig de in dat land geldende wetten, of hij, die, overeenkomstig de tussen twee of meer der voornoemde landen gesloten verdragen, octrooi of een gebruikscertificaat dan wel bescherming van een gebruiksmodel heeft aangevraagd, geniet gedurende een termijn van twaalf maanden na de dag dier aanvrage binnen het Koninkrijk een recht van voorrang ter verkrijging van octrooi voor datgene, waarvoor door hem de in de aanhef bedoelde bescherming werd aangevraagd. Het voorgaande vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van hem, die een uitvinderscertificaat heeft aangevraagd, indien de betrokken wetgeving de keus laat tussen verkrijging van zodanig certificaat of een octrooi. 2. Onder aanvrage in de zin van het eerste lid wordt iedere aanvrage verstaan, waarvan de datum van indiening kan worden vastgesteld, ongeacht het verdere lot van die aanvrage. 3. Indien de rechthebbende meer aanvragen voor hetzelfde onderwerp heeft ingediend, komt voor het recht van voorrang slechts de eerst ingediende in aanmerking. Niettemin kan het recht van voorrang ook berusten op een later ingediende aanvrage ter verkrijging van bescherming in hetzelfde land, mits de eerst ingediende aanvrage vóór de indiening van de latere aanvrage is ingetrokken, vervallen of afgewezen zonder ter kennis van het publiek te zijn gebracht en zonder rechten te hebben laten bestaan en mits zij nog niet als grondslag heeft gediend voor de inroeping van een recht van voorrang. Indien een recht van voorrang berustend op een later ingediende aanvrage is ingeroepen, zal de eerst ingediende aanvrage niet meer als grondslag kunnen dienen voor de inroeping van een recht van voorrang. 4. De voorrang heeft voor de toepassing van de artikelen 2, tweede, derde en vierde lid, en 2A, ten gevolge, dat de aanvrage waarvoor dit recht bestaat,