wordt geacht te zijn ingediend op de dag van indiening van de aanvrage, waarop het recht van voorrang berust. 5. De voorrang kan niet worden geweigerd op grond van het feit, dat de aanvrager beroep doet op meer dan één recht van voorrang, zelfs niet wanneer de rechten van voorrang uit verschillende landen afkomstig zijn. Evenmin kan de voorrang worden geweigerd op grond van het feit dat datgene, waarvoor octrooi wordt gevraagd, elementen bevat, waarvoor in de conclusies van de aanvrage in het land van oorsprong geen rechten werden verlangd, mits de tot deze laatste aanvrage behorende stukken het betrokken voortbrengsel of de betrokken werkwijze voldoende nauwkeurig aangeven. 6. Hij, die van het recht van voorrang wil gebruik maken, moet daarop schriftelijk beroep doen bij de indiening van de aanvrage of binnen drie maanden daarna, onder vermelding van de datum van indiening van de aanvrage, waarop hij zich beroept, en van het land, waarin of waarvoor deze werd ingediend; binnen zestien maanden na indiening van de aanvrage, waarop hij zich beroept, moet hij het nummer opgeven van die aanvrage. Ten slotte moet hij de door de Octrooiraad vast te stellen bewijzen overleggen voor een door die raad te bepalen tijdstip. 7. Het recht van voorrang vervalt, wanneer daarop niet bij de aanvrage of binnen drie maanden daarna beroep is gedaan, alsmede, wanneer de daarvoor gevorderde bewijzen niet vóór het daarvoor gestelde tijdstip worden overgelegd. Artikel 8. Vervallen. Artikel 8A. 1. De aanvrager kan zijn reeds ingediende aanvrage splitsen door voor een gedeelte van de inhoud daarvan een afzonderlijke aanvrage in te dienen. Deze aanvrage wordt, behalve voor wat de toepassing van de artikelen 22, eerste lid, 22A, vijfde lid, en 22C, derde lid, betreft, geacht te zijn ingediend op de dag van indiening van de oorspronkelijke aanvrage. 2. Splitsing van een aanvrage als gevolg van een beslissing van een afdeling van de Octrooiraad, dat de aanvrage in strijd is met het bij of krachtens artikel 5A bepaalde, moet geschieden binnen drie maanden, nadat zodanige beslissing onherroepelijk is geworden. Splitsing van de aanvrage op eigen initiatief van de aanvrager is mogelijk tot uiterlijk zes maanden na de indiening van een verzoekschrift als bedoeld in artikel 22J, en daarna met schriftelijke toestemming van de Octrooiraad. Artikel 9. De aanvrager heeft geen aanspraak op octrooi, voor zover de inhoud zijner aanvrage aan hetgeen reeds door een ander vervaardigd of toegepast werd of wel aan beschrijvingen, tekeningen of modellen van een ander, zonder diens toestemming, ontleend is. Deze laatste behoudt, voor zoveel hetgeen ontleend werd voor octrooi vatbaar is, zijn aanspraak op octrooi. Voor de toepassing van artikel 2, derde en vierde lid, op het onderwerp van een aanvrage, ingediend door degene aan wie ontleend is, blijft de door de ontlener ingediende aanvrage buiten beschouwing. Artikel 10. 1. Ingeval het voortbrengsel of de werkwijze, waarvoor octrooi wordt aangevraagd, is uitgevonden door iemand, die in dienst van een ander een betrekking bekleedt, welker aard medebrengt, dat hij zijn bijzondere kennis aanwende tot het doen van uitvindingen van dezelfde soort als die, waarop de octrooiaanvrage betrekking heeft, heeft de werkgever aanspraak op octrooi. Voor de toepassing van artikel 2, derde en vierde lid, op het onderwerp van een aanvrage, ingediend door de in de vorige volzin bedoelde werkgever, blijft een door de niet-gerechtigde ingediende aanvrage buiten beschouwing. 2. Ingeval de uitvinder niet geacht kan worden in het door hem genoten loon of in een bijzondere door hem te ontvangen uitkering vergoeding te