2. De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid wordt Ons gedaan door Onze Minister in overeenstemming met Onze Ministers van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en van Verkeer en Waterstaat.

HOOFDSTUK VII. ZONES LANGS SPOOR-, TRAM- EN METROWEGEN Artikel 105

In het belang van het voorkomen of beperken van geluid- of trillinghinder, veroorzaakt door het gebruik van een spoor-, tram- of metroweg, kunnen bij algemene maatregel van bestuur eisen worden gesteld met betrekking tot aard, samensteling of wijze van aanleg van de spoor-, tram- of metrobaan.

Artikel 106

In het belang van het voorkomen of beperken van geluidhinder vanwege spoor-, tram- of metrowegen kunnen voorts bij algemene maatregel van bestuur omtrent de onderwerpen die ter beperking van de geluidsbelasting vanwege wegen geregeld zijn in hoofdstuk VI, regels worden gesteld. Daarbij kunnen bepalingen van dat hoofdstuk van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

Artikel 107

De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 105 of 106 wordt Ons gedaan door Onze Minister in overeenstemming met Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

HOOFDSTUK VIII. ANDERE GELUIDSZONES Artikel 108

1. Bij algemene maatregel van bestuur kan een gebied waar ernstige geluidhinder optreedt of is te verwachten, welke niet of niet voldoende door toepassing van de voorgaande hoofdstukken kan worden bestreden, worden aangewezen als geluidszone ten aanzien waarvan de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing zijn. 2. De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur krachtens het eerste lid wordt Ons gedaan door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. 3. Een besluit als bedoeld in het eerste lid kan niet worden genomen, indien Onze Minister zijn voornemen daartoe niet ten minste twee jaar tevoren heeft bekend gemaakt in het indicatief meerjarenprogramma geluidhinder. 4. Alvorens een voordracht tot aanwijzing te doen horen de genoemde Ministers de raden der betrokken gemeenten en de staten der betrokken provincies. 5. Afschrift van het besluit wordt gezonden aan de raden der betrokken gemeenten en aan de staten der betrokken provincies. 6. Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid kan niet worden gegeven met betrekking tot een zone als bedoeld in artikel 25 van de Luchtvaartwet.

Artikel 109

1. Een aanwijzing als bedoeld in artikel 108 kan te allen tijde worden ingetrokken of gewijzigd. 2. Artikel 108, tweede t/m vijfde lid, is met betrekking tot een intrekking of wijziging van een aanwijzing van overeenkomstige toepassing.