NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen gedeelte

Bij Koninklijk besluit van 22 juni 1977, Stb. 357, is artikel 1 van het Aanwijzingsbesluit verplicht verzekerden Ziekenfondswet (Stb. 1965, 638) uitgebreid met een onderdeel g, waarin wordt geregeld dat bij ministerieel besluit groepen van personen, die een uitkering genieten ingevolge een regeling ter zake van vervroegde uittreding uit het arbeidsproces, kunnen worden aangewezen als verplicht verzekerden ingevolge de Ziekenfondswet. Sedertdien is een twaalftal groepen, na ingewonnen advies van de Ziekenfondsraad, als zodanig aangewezen terwijl met betrekking tot een vijftal andere groepen advies is gevraagd.

Gezien de gestadige toeneming van het aantal regelingen en de verwachting dat op korte termijn de totstandkoming van een groot aantal vervroegde uittredingsregelingen in diverse bedrijfssectoren en ondernemingen kan worden verwacht, is de tijd rijp om over te gaan tot het opnemen in het Aanwijzingsbesluit van een meer algemene regeling tot aanwijzing als verplicht verzekerden van personen die vrijwillig vervroegd uit het arbeidsproces treden.

Het onderhavige besluit strekt daartoe. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt een technische aanpassing van onderdeel u van artikel 1 van het besluit voor te stellen. Voor de toelichting ter zake wordt verwezen naar de toelichting op artikel I, A, onder b.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onder A

a. De ondergetekende kan zich verenigen met het standpunt van de Ziekenfondsraad, dat de algemene aanwijzing beperkt dient te blijven tot personen die ingevolge een van rijkswege dan wel bij of krachtens collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde regeling een uitkering inzake vervroegde uittreding ontvangen. Omdat zich in de toekomst nieuwe groepen zouden kunnen aandienen, welke niet aan deze criteria voldoen, is in de mogelijkheid van aanwijzing bij ministerieel besluit voorzien.

In de bepaling is geen leeftijdsgrens opgenomen omdat het leeftijdscriterium betreffende begin en einde van de verschillende regelingen uiteenloopt. De beëindiging van de uitkering vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd kan voortvloeien uit eerdere toekenning van pensioen. Eveneens is de bepaling dat de betrokkenen hier te lande een woonplaats moeten hebben, komen te vervallen. Omdat ook groepen grensarbeiders als bedoeld in artikel 1, sub b. van de Verordening EEG 1408/71 van 14juni 1971, van uittredingsregelingen gebruik kunnen maken is het noodzakelijk dat, ter continuering van hun aanspraken op geneeskundige verzorging, via de nationale wetgeving verplichte verzekering ingevolge de Ziekenfondswet blijft voortbestaan. Deze EEG-Verordening regelt in artikel 20 de realisering van die aanspraak. Bilateraal kunnen eventueel nadere afspraken worden gemaakt.

b. Het bij Koninklijk besluit van 31 augustus 1976, Stb. 474, aan artikel 1 van het Aanwijzingsbesluit toegevoegde onderdeel u, regelt de voorwaarden waaronder een uitkering krachtens de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) als rechtsgrond wordt aangeduid voor verplichte ziekenfondsverzekering. Voorwaarde is onder andere dat er sprake dient te zijn van samenloop met een andere uitkering die rechtsgrond voor verzekering is. Nadere voorwaarde is verder dat er anticumulatie plaatsvindt en wel in die zin dat, hetzij de andere uitkering wordt gekort (artikel 1, onder u, ten eerste) hetzij de AAW-uitkering (artikel 1, onder u, ten tweede).

Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet wordt bij samenloop van AAW met algemeen burgerlijk pensioen, spoorwegpensioen of militair pensioen de AAW-uitkering (geheel of gedeeltelijk) gekort.