gen voor een evenwichtig en op de behoeften van de bevolking afgestemd aanbod.

Juist het laatstgenoemde brengt overigens met zich mee, dat het aanbod per gemeente zal kunnen variëren en dat in een concrete situatie aan bepaalde onderdelen van de doelstellingen van beleid meer aandacht wordt besteed dan aan andere.

• Brengt men het hierboven gemaakte onderscheid in relatie tot bestaande werkvormen:

- vormings- en ontwikkelingswerk voor volwassenen; - opbouwwerk; - club-en buurthuiswerk; - kunstzinnige vorming; - amateuristische kunstbeoefening en volkscultuur; - sportieve recreatie; - jeugd-en jongerenwerk; - peuterwerk, dan ontstaat in grote lijnen het volgende beeld.

Ad a

De onder a omschreven activiteiten krijgen vooral gestalte in het vormings- en ontwikkelingswerk voor volwassenen, in allerlei cursuswerk van vrijwilligersorganisaties, in bepaalde onderdelen van de kunstzinnige vorming, waaronder muziekonderwijs, in de amateuristische kunstbeoefening en in jeugdvormingswerk (bepaalde activiteiten in het jeugd- en jongerenwerk en in het club- en buurthuiswerk). De hier genoemde activiteiten vertonen in vele opzichten naar doelstelling overeenkomst met voorzieningen waarop afzonderlijke (wettelijke) bekostigingsregelingen vanwege het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen van toepassing zijn. Deze voorzieningen vallen, zoals artikel 5 aangeeft, niet onder de werkingssfeer van deze rijksbijdrageregeling.

Dit geldt ook voor specifieke activiteiten verricht door kerkgenootschappen in het kader van de eredienst. Evenals ten aanzien van alle activiteiten als bedoeld in artikel 2 is het bepaalde in artikel 5 onverkort van toepassing.

Bij de verdere ontwikkeling van het beleid ten aanzien van de volwasseneneducatie zal een samenspel tussen verschillende bestaande en nog te creëren educatieve activiteiten noodzakelijk zijn. Het beleid ten aanzien van de volwasseneneducatie verkeert nog in een ontwikkelingsstadium. Een regeringsnota ter zake is in voorbereiding. Bij deze beleidsontwikkeling zal moeten worden afgewogen in welke mate:

- gemeenten via het instrument van deze rijksbijdrageregeling kunnen worden gestimuleerd tot het opzetten van sociaal-cultureel en educatief beleid;

- met het oog op innovatie en beleidsvernieuwing afzonderlijke stimuleringsregelingen gewenst blijken te zijn;

- de aanwezigheid van een bepaald basisaanbod voor burgers door middel van centraal vast te leggen waarborgen opeisbaar dient te zijn.

Dit kan in vergelijking met de huidige situatie leiden tot verdergaande decentralisatie van taken en verantwoordelijkheden van de rijksoverheid op het terrein van de volwasseneneducatie, maar evenzeer tot het centraal (wettelijk) vastleggen van een bepaald thans nog niet in wetgeving omschreven educatief aanbod voor volwassenen.

Adb

De daar bedoelde activiteiten zijn in vele opzichten minder vastgelegd in «werkvormen». In allerlei situaties en vormen participeren groepen mensen in de vormgeving en verbetering van de eigen situatie.

Met enkele voorbeelden kan deze grote verscheidenheid worden geïllustreerd; het kan gaan om participatie van een buurtbevolking in een stadsvernieuwingsplan, participatie in acties ter verbetering van de verkeersveilig-