man, met wie zij vóór 1 januari 1966 reeds gehuwd is geweest, met ingang van de maand volgende op die waarin zij hertrouwt.»

HHH

In artikel W 8 vervalt de aanduiding «B 9,».

ARTIKEL II

Wijziging van de Spoorwegpensioenwet (Stb. 1967,138) 1

A

Artikel A 1, onder e, wordt gelezen als volgt: «e. hoofddirectie N.S.: de hoofddirectie van de N.V. Nederlandse Spoorwegen;»

Artikel B 3 wordt gelezen als volgt: «Onze Minister kan, de Raad van toezicht gehoord, bepalen dat bepaalde personen of groepen van personen bedoeld in artikel B 1 geen deelgenoot zijn uit hoofde van de korte duur van hun dienstverhouding, hun bijzondere arbeidsvoorwaarden of de bijzondere aard dan wel geringe omvang van hun werkzaamheden.»

C

1. Het opschrift boven artikel B 4 wordt gelezen als volgt: «Geen deelgenootschap bij indiensttreding op of na de leeftijd van 65 jaar». 2. Artikel B 4 wordt gelezen als volgt: «In afwijking van artikel B 1 is hij wiens dienstverhouding is ingegaan op of na het tijdstip, waarop hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, geen deelgenoot in de zin van deze wet.»

D

Artikel C 5 en het opschrift boven artikel C 5 vervallen.

E

In artikel C 7, vierde lid, aanhef, vervallen de woorden «de drempeltijdbijdrage en» alsmede «ten aanzien van de wachtgeldtijdbijdrage».

F

Artikel D 5 en het opschrift boven artikel D 5 vervallen.

G

In artikel E 1, derde lid, vervalt de tweede volzin.

H

Artikel E 3 wordt gelezen als volgt: «Waar in de bepalingen van deze wet sprake is van ontslag, wordt daarmee bedoeld elke beëindiging van het deelgenootschap, tenzij uit een desbetreffende bepaling het tegendeel blijkt.»