MINISTERIE VAN VERKEER EN WATERSTAAT

's-Gravenhage, 13 juli 1979 no. A-1/V27639

Aan de Koningin

DIRECTORAAT-GENERAAL VAN HET VERKEER

Hierbij doe ik Uwe Majesteit toekomen het ontwerp van een besluit, houdende beslissing op het beroep dat mevrouw J. Rougoor-Doeleman, handelende onder de naam Transportbedrijf F. W. J. Rougoor, te Zutphen heeft ingesteld tegen de beschikking van de Commissie Vervoervergunningen van 16 januari 1975, nr. GGI. 4848-0.21.414.

Ter toelichting op dit ontwerp-besluit merk ik het volgende op.

Bij genoemde beschikking heeft de Commissie Vervoervergunningen afgewezen de aanvraag van mevrouw J. Rougoor-Doeleman, voornoemd, om vergunning voor het uitvoeren van ongeregeld vervoer met vrachtauto's tot een totaal laadvermogen tot 10 ton.

Op grond van artikel 52 van de Wet Autovervoer Goederen heeft mevrouw J. Rougoor-Doeleman tegen deze afwijzende beslissing van de Commissie Vervoervergunningen beroep bij de Kroon ingesteld.

Zoals U bij brief van 11 december 1975, nr. DGV/A-1/V 29221, is bericht, is dit beroep destijds- ingevolge de algemene Koninklijke machtiging van 15 januari 1948 -ter advisering aanhangig gemaakt bij de Raad van State, Afdeling voor de geschillen van bestuur.

De Raad van State, Afdeling voor de geschillen van bestuur, heeft op 31 januari 1978, onder nummer 3104/111 (1976), advies uitgebracht, welk advies op 1 februari 1978 werd ontvangen.

Blijkens dit advies was de Raad van State, Afdeling voor de geschillen van bestuur, aanvankelijk van oordeel dat op het betreffende beroep behoorde te worden beslist overeenkomstig het door de Raad bij het advies overgelegde ontwerp-besluit.

Dit bij voornoemd advies van de Raad van State, Afdeling voor de geschillen van bestuur, overgelegde ontwerp-besluit luidde als volgt:

«WIJ JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Beschikkende op het beroep, ingesteld door J. Rougoor-Doeleman, handelende onder de naam Transportbedrijf F. W. J. Rougoorte Zutphen, tegen de beschikking van de Commissie Vervoervergunningen van 16 januari 1975, no. GGI. 4848-0.21.414, waarbij is afgewezen haar aanvraag om vergunning voor het uitvoeren van ongeregeld vervoer met vrachtauto's tot een totaal laadvermogen van 10 ton;

De Raad van State, Afdeling voor de geschillen van bestuur, gehoord, advies van 31 januari 1978, nr. 3104/111 (1976);

Op de voordracht van

Overwegende dat de Commissie Vervoervergunningen bij haar evenvermelde beschikking van 16 januari 1975 heeft overwogen, dat de commissie, gelet op de ontwikkeling van de economische situatie in Nederland en de aarzelingen in de internationale conjunctuur welke, naar moet worden verwacht van ongunstige invloed zullen zijn op de vraag naar vervoergelegenheid in de sector van het ongeregeld vervoer over de weg en daarmede op de benuttingsgraad van het reeds vergunde laadvermogen en de sinds enige jaren dalende winstgevendheid van de vervoerbedrijven, blijkens haar bekendmaking van 19 december 1974, openbaar gemaakt in de Nederlandse