NOTA VAN TOELICHTING

Naar de mening van de ondergetekende is er geen reden het Besluit van 29 april 1926 (Stb. 109) tot regeling van de dienst der Rijkslandbouwproefstations te handhaven.

De organisatie van het landbouwkundig onderzoek en het controleonderzoek in de landbouw, zoals neergelegd in het Koninklijk besluit van 1926, vormt een weerslag van de behoeften van die tijd. De voortgaande ontwikkeling leidde telkens tot aanpassing van de aanvankelijke opzet. Dat heeft zich vooral voorgedaan met betrekking tot het landbouwkundig onderzoek. Zo werd op 3 september 1938 het Besluit tot regeling van het landbouwkundig onderzoek (Stb. 679G) vastgesteld. Het (Rijkslandbouw) proefstation te Groningen en het eveneens te Groningen gevestigde Bodemkundig instituut werden daarbij in een nieuw organisatorisch verband ondergebracht. In zoverre verviel het Koninklijk besluit van 1926 (Kb. 1938, art. 32).

Het Koninklijk besluit van 1938 beperkte voorts het landbouwkundig onderzoek tot de akker- en weidebouw. Daarmee houdt verband, dat later de taak van het proefstation te Hoorn overging, voor wat betreft het gebied van de melkverwerking, naar de Stichting Nederlands Instituut voor Zuivelonderzoek te Ede, voor wat betreft het veeteeltkundig onderzoek naar de Stichting Instituut voor veeteeltkundig onderzoek 'Schoonoord' te Zeist, en, voor wat betreft het gebied van de veevoeding, naar de Stichting Instituut voor Veevoedingsonderzoek 'Hoorn' te Hoorn.

Ook met betrekking tot het controleonderzoek zijn echter veranderingen opgetreden. Zo ging het controleonderzoek van veevoedermiddelen, dat aanvankelijk te Wageningen werd verricht, over naar het proefstation te Maastricht. Dit was reeds belast met het controleonderzoek voor meststoffen.

De taak van het proefstation te Maastricht zal worden overgenomen door het Rijks-Kwaliteitsinstituut voor land- en tuinbouwprodukten te Wageningen (ingesteld bij beschikking van de Minister van Landbouw en Visserij van 16 oktober 1975, Stcrt. 202).Dat zal eind 1979 zijn beslag moeten hebben gekregen.

Het proefstation te Wageningen, bestemd voor het controleonderzoek van zaaizaden, zal vóór die tijd een ander statuut krijgen.

Aldus zal het Besluit van 29 april 1926 tot regeling van de dienst der Rijkslandbouwproefstations ophouden te functioneren. Een en ander leidt derhalve tot intrekking van dat besluit.

De Minister van Landbouw en Visserij,

Van der Stee.