IJ

Artikel 69wordt gewijzigd als volgt:

De tweede zin wordt gelezen:

Daarbij wordt uitsluitend de voor pensioen in aanmerking komende tijd van het kamerlid, het gewezen kamerlid of het gepensioneerde kamerlid in aanmerking genomen, die gelegen is voor het tijdstip van diens overlijden.

Z

Artikel 70eerste lid, wordt gelezen:

1. Het wezenpensioen bedraagt: a. voor elk kind, wiens moeder aan het overlijden van de vader recht op pensioen ontleent, een zevende gedeelte; b. voor elk ander kind, twee zevende gedeelte van het pensioen van de overledene, berekend overeenkomstig artikel 67.

AA

Artikel 71, eerste en tweede lid, worden gelezen:

1. Onze Minister verhoogt het wezenpensioen tot twee zevende gedeelte van het bedrag waarvan het is afgeleid, wanneer het weduwenpensioen of het bijzonder weduwenpensioen van de moeder wegens haar overlijden is geëindigd. 2. Wanneer het weduwenpensioen van de moeder krachtens artikel 69 wegens hertrouwen opnieuw wordt vastgesteld, verhoogt Onze Minister het wezenpensioen met een bedrag, dat zich verhoudt tot het wezenpensioen, als het verschil tussen het weduwenpensioen vóór en na de toepassing van artikel 69 zich verhoudt tot het weduwenpensioen vóór die toepassing.

BB

Artikel 72 wordt gelezen:

Het gezamelijk bedrag aan weduwen-, bijzonder weduwen- en wezenpensioen of aan wezenpensioen gaat het bedrag waarvan die pensioenen zijn afgeleid niet te boven.

CC

Artikel 77, met het daarboven vermelde opschrift, vervalt.

DD

Artikel 78, met het daarboven vermelde opschrift, vervalt.

EE

Artikel93 wordt gelezen:

1. Indien recht bestaat op een of meer eigen pensioenen als bedoeld in de tweede en derde afdeling van deze wet, dan wel naast recht op een of meer eigen pensioenen als bedoeld in de tweede en derde afdeling van deze wet, recht bestaat op een of meer eigen pensioenen krachtens een andere regeling en het totaal van die pensioenen meer bedraagt danf 121 187 wordt eerstbedoeld pensioen, onderscheidenlijk worden de eerstbedoelde pensioenen, alsmede pensioenen als bedoeld in de vijfde afdeling van deze wet, beperkt tot een zodanig gedeelte (beperkingsbreuk) van het bedrag van f 121 187 als evenredig is aan de verhouding, waarin dat pensioen staat, onderscheidenlijk die pensioenen staan, tot het totaal van die pensioenen. 2. Indien het bedrag van een of meer van de in het vorige lid bedoelde pensioenen bij berekening naar de maximaal in aanmerking komende diensttijd hoger is of zou zijn dan het in dat lid genoemde bedrag van f 121 187 treedt dat hogere bedrag of het hoogste van die bedragen voor de toepassing van het vorige lid in de plaats van het bedrag van f 121 187. Voor de in de vorige volzin bedoelde vergelijking worden de pensioenen aangepast overeenkomstig de regelen vastgesteld bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 105 en daarmee overeenkomende artikelen in andere pensioenwetten.