b. weigert de volledige medewerking bedoeld in artikel P10 eerste lid, van de Algemene burgerlijke pensioenwet, te verlenen; c. zonder voldoende gronden nalaat zich onder geneeskundige behandeling te stellen ofte blijven stellen, dan wel zich niet houdt aan de voorschriften hem door de behandelende geneeskundige gegeven, met dien verstande dat te dezen voorschriften tot het verlenen van medewerking aan een ingreep van heelkundige aard zijn uitgezonderd; d. zich zodanig gedraagt, dat zijn genezing wordt belemmerd of vertraagd; e. tijdens de verhindering dienst te verrichten voor zich zelf of voor derden arbeid verricht, tenzij dit door de bedrijfsgeneeskundige dienst in het belang van zijn genezing wenselijk wordt geacht; f. in gebreke blijft op het door de bedrijfsgeneeskundige dienst bepaalde tijdstip en in de door deze dienst bepaalde mate zijn dienst te hervatten, tenzij hij daarvoor een inmiddels opgekomen, door deze dienst als geldig erkende reden heeft opgegeven. 3. De aanspraak op betaling van bezoldiging als bedoeld in artikel 62 kan geheel of ten dele vervallen worden verklaard, indien de ambtenaar de voorschriften overtreedt, die door of vanwege Onze Minister ter zake van afwezigheid wegens ziekte zijn vastgesteld. 4. De ambtenaar kan aan een onderzoek vanwege de bedrijfsgeneeskundige dienst worden onderworpen ter beantwoording van de vraag, of zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in het eerste lid of onder c of d van het tweede lid van dit artikel. De ambtenaar is gehouden, aan een zodanig onderzoek zijn medewerking te verlenen. 5. In de gevallen, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, kan, voor wat betreft de door Ons benoemde ambtenaren - indien zij tot het Korps Rijkspolitie behoren op voorstel van de algemeen inspecteur - alsmede voor wat betreft de door hem benoemde bijzondere ambtenaren van rijkspolitie Onze Minister en voor wat betreft de overige ambtenaren die tot het Korps Rijkspolitie behoren de algemeen inspecteur op grond van bijzondere omstandigheden bepalen, dat het bedrag van de niet uitbetaalde bezoldiging geheel of ten dele aan anderen dan aan de ambtenaarzal worden uitbetaald. Voor zover van de bevoegdheid als vorenbedoeld geen gebruik is gemaakt, wordt de niet uitbetaalde bezoldiging alsnog aan de ambtenaar uitbetaald, wanneer de in het vierde lid van artikel 60 bedoelde commissie van geneeskundigen te zijnen gunste heeft beslist.

Par. 3. Bezoldiging of uitkering wegens ziekte na beëindiging van het dienstverband

Artikel 65

1. De gewezen ambtenaar, die wegens ziekte, ontstaan vóór het tijdstip van ingang van zijn ontslag, nadien nog ongeschikt is een naar aard en omvang soortgelijke betrekking te vervullen, behoudt - voor zover hij niet als herplaatsbaar verklaarde ambtenaar is herplaatst in een betrekking als bedoeld in artikel K2, tweede lid, van de Algemene burgerlijke pensioenwet - gedurende zijn ongeschiktheid zijn laatstelijk genoten bezoldiging. Het in de vorige volzin bepaalde geldt slechts, indien en voor zover de termijn van achttien kalendermaanden, als bedoeld in het eerste lid van artikel 62 nog niet is verstreken.

2. De gewezen ambtenaar, die binnen een maand na het tijdstip van ingang van zijn ontslag wegens ziekte ongeschikt wordt een naar aard en omvang soortgelijke betrekking te vervullen, ontvangt - mits hij gedurende twee maanden onmiddellijk aan dat tijdstip voorafgaande in dienst is geweest- gedurende zijn ongeschiktheid, doch uiterlijk tot een jaar na de aanvang daarvan, zijn laatstelijk genoten bezoldiging. Dit lid, alsmede het voorgaande lid, vinden geen toepassing op hem, die na evenbedoeld tijdstip in verband met de aanvaarding van een volledige betrekking aanspraak kan maken op loon of bezoldiging, dan wel op een uitkering krachtens de Ziektewet.