NOTA VAN TOELICHTING

Sedert de invoering per 1 oktober 1978 van het Reisbesluit militairen 1978 (Stb. 1978, 284) is bij een gehouden evaluatie gebleken dat zich een aantal ongewenst geachte situaties voordoet ingeval wacht-, piket- en toerbeurtdiensten worden verricht buiten de plaats van tewerkstelling en ingeval tijdens dienstreizen verstrekking van voeding van rijkswege tegen betaling plaatsvindt.

Indien een militair buiten zijn plaats van tewerkstelling wacht-, piket- of toerbeurtdiensten verricht, kan hij aanspraak maken op de vergoedingen ingevolge het Reisbesluit militairen 1978, aangezien hij krachtens een lastgeving van een bevoegde gezaghebbende dienst verricht buiten zijn plaats van tewerkstelling.

Hierdoor wordt een ongewenst geachte ongelijkheid gecreƫerd in vergelijking tot de militair die dezelfde diensten onder dezelfde omstandigheden verricht doch die daarvoor, omdat hij die diensten op zijn plaats van tewerkstelling verricht, geen vergoedingen als vorenbedoeld ontvangt.

Bovendien zijn de aard van de werkzaamheden van de militair die wacht-, piket- of toerbeurtdiensten buiten zijn plaats van tewerkstelling verricht niet van dien aard dat zij een vergoeding wegens verblijfkosten ingevolge het Reisbesluit militairen 1978 rechtvaardigen, aangezien betrokken militairen voeding en huisvesting van rijkswege genieten. Uiteraard komt de betrokken militair in dit laatste geval wel in aanmerking voor vergoeding van de gemaakte kosten voor vervoer.

Naar de huidige inzichten dient de militair die gewoonlijk niet van rijkswege wordt gehuisvest en gevoed zelf te voorzien in zijn voeding voor de middagmaaltijd. Voorheen werd aan deze militair een gratis middagmaaltijd van rijkswege verstrekt.

In deze laatste situatie kon de militair te allen tijde aanspraak maken op het gebruik van een middagmaaltijd, ook tijdens het maken van een dienstreis. Daarbij was het feit of bepaalde voor het gebruik van de middagmaaltijd gebruikelijke uren al dan niet geheel in de dienstreis waren inbegrepen niet van belang.

Als gevolg van de hiervoor geschetste, thans bestaande inzichten bestaat er geen aanleiding meer om de op dienstreis zijnde militair in alle gevallen aanspraak te verlenen op vergoeding ter zake van de kosten van een van rijkswege (tegen betaling) verstrekte maaltijd. Het wordt redelijk geacht om ook de aanspraak op verstrekking van een maaltijd van rijkswege afhankelijk te stellen van het al dan niet geheel in de dienstreis inbegrepen zijn van de voor het nuttigen van de maaltijd aangegeven tijden.

De Staatssecretaris van Defensie, C. L. J. van Lent