Artikel T 2

De wettelijke bepalingen bedoeld in artikel T 1 blijven van kracht voor wat betreft: a. de rechten en verplichtingen die op grond van die bepalingen voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet zijn ontstaan en die op dat tijdstip nog niettot gelding zijn gebracht onderscheidenlijk waaraan op dat tijdstip nog niet is voldaan; b. de behandeling van aangelegenheden die zijn voortgekomen uit de toepasselijkheid van evenbedoelde bepalingen.

Toepasselijkheid van deze wet

Artikel T 3

1. Onverminderd de in deze titel gemaakte uitzonderingen is deze wet van toepassing op alle pensioenen krachtens deze wet toegekend ten laste van het fonds met ingang van het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet of een later tijdstip. 2. Voor de toepassing van deze wet worden geacht krachtens deze wette zijn toegekend: a. de krachtens de Pensioenwet 1922 toegekende en niet-vervallen pensioenen; b. de niet-vervallen pensioenen of uitkeringen toegekend krachtens of op de voet van aan evengenoemde wet voorafgaande regelingen of wetten betreffende pensioenrechten, die daarna in de Pensioenwet 1922 zijn geregeld of geacht kunnen worden te zijn geregeld.

Diensttijd voor inwerkingtreding wet

Artikel T 4

1. Voor de toepassing van deze wet wordt: a. tijd gelegen voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet, die krachtens de Pensioenwet 1922, zoals die wet op de dag voor evenbedoeld tijdstip luidde, als diensttijd in aanmerking zou zijn gekomen, op dezelfde voet als diensttijd in de zin van deze wet in aanmerking genomen; b. ten aanzien van tijd gelegen voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet artikel F 1, tweede lid, buiten beschouwing gelaten. 2. Op schriftelijk verzoek van een belanghebbende deelt de directie hem mede welke diensttijd zij krachtens het vorige lid, onder a, in aanmerking neemt. Deze mededeling kan ook ambtshalve geschieden. 3. De directie-mededeling bedoeld in het vorige lid is een beslissing van de directie ter uitvoering van deze wet, als bedoeld in artikel S 1, eerste lid.

Bijzondere gevallen

Artikel T 5

In bijzondere gevallen of groepen van gevallen waarin de toepassing van de hoofdstukken T en U tot een naar het oordeel van de directie voor belanghebbende onredelijke uitkomst leidt, is zij bevoegd, na goedkeuring van de Raad van toezicht, ten gunste van de belanghebbende een beslissing te nemen die met de strekking van deze hoofdstukken overeenkomt.

Uitvoeringsbesluiten

Artikel T 6

1. De bepalingen van de op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet van kracht zijnde besluiten tot uitvoering van de Pensioenwet 1922 wor-