2. Voor de toepassing van het bepaalde in het vorige lid, onder a, wordt de verzekerde geacht geen inkomen te hebben verworven, indien dit inkomen minder bedroeg dan 15% van het bedrag, dat wordt gevonden door het bedrag, genoemd in artikel 10, vierde lid, zoals dat gold op de dag, waarop de arbeidsongeschiktheid is ingetreden, te vermenigvuldigen met 260. 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat verzekerden dan wel groepen van verzekerden die in het jaar onmiddellijk voorafgaande aan de dag, waarop de arbeidsongeschiktheid is ingetreden geen inkomen hebben verworven als bedoeld in de vorige leden, zo nodig onder daarbij te stellen voorwaarden, geacht worden een inkomen te hebben verworven, als bedoeld in die leden. 3. In het tot vierde lid vernummerde tweede lid wordt «in het vorige lid» vervangen door: in het eerste lid. 4. Na het tot negende lid vernummerde zevende lid worden drie nieuwe Ie den toegevoegd, luidende: 10. Door Onze Minister worden met betrekking tot de bepaling van het inkomen als bedoeld in de vorige leden nadere regelen gesteld. 11. Onze Minister kan met betrekking tot het bepaalde in dit artikel nadere en zo nodig afwijkende regelen stellen. 12. Een ontwerp van een besluit tot wijziging of intrekking van: a. een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het derde lid b. een krachtens de onder a bedoelde algemene maatregel van bestuur door Onze Minister genomen besluit, wordt bekend gemaakt in de Nederlandse Staatscourant. Een voordracht tot wijziging of intrekking van de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de vorige volzin, onder a, wordt Ons niet gedaan en de vaststelling van een wijziging of intrekking van een besluit als bedoeld in de vorige volzin, onder b, geschiedt niet eerder dan nadat twee maanden na die bekendmaking zijn verstreken.

B

In het eerste lid van artikel 7 wordt «Artikel 6, zesde lid» vervangen door: Artikel 6, achtste lid.

C

Artikel 9 wordt gelezen:

Artikel 9

1. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 6 en 8 eerste lid, heeft de vrouw, die recht heeft op een weduwenpensioen of een tijdelijke weduwenuitkering ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet geen recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering zolang zij recht heeft op dat weduwenpensioen of die tijdelijke weduwenuitkering. 2. Voor de toepassing van dit artikel en van de artikelen 37 en 38 wordt de uitkering ineens als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Algemene Weduwen- en Wezenwet geacht te zijn verleend over een periode van een jaar en wordt de uitkering ineens als bedoeld in het tweede en het derde lid van dat artikel geacht te zijn verleend over de periode waarover zij is berekend. In afwijking van het bepaalde in laatstgenoemd artikel wordt voor de toepassing van dit artikel en de artikelen 37 en 38 het recht op weduwenpensioen of tijdelijke weduwenuitkering eerst geacht te zijn geëindigd na afloop van de in de vorige volzin bedoelde periode.