De vrouw in de Franse landarbeid

Door SUSANNE LACORE,

secretaresse aan het tegenwoordige ministerie van Landbouw in Frankrijk.

De langdurige en hevige crisis in de landbouw, die in alle landen, maar vooral in Frankrijk woedt, is niet meer dan het logische gevolg van de algemene economische wereldtoestand. Wij behoeven ons hier niet te verdiepen in de grondoorzaken van deze over de gehele wereld heersende maatschappelijke anarchie.

Die oorzaken kan ieder voor zichzelf uitvissen uit de warboel der gebeurtenissen en tegenstellingen, de te snelle materiële ontwikkeling door de steeds volmaakter techniek, vooral in de landbouw. De felle op winst gerichte kapitalistische strijd van allen tegen allen en daarbij de noodlottige en bekrompen klasse-uitbuiting, die de arbeiders tot slachtoffers maakt van de stijgende werkloosheid en van een armoede, die de afmetingen van een volksramp dreigen aan te nemen.

De toestand in de landbouw werd in de laatste jaren steeds somberder en dreigde gelijk te zullen worden aan vroegere vooroorlogstijdperken en eeuwen. Men begon tot zelfs bij de meest gematigden voor oproer te vrezen, als niet door een bewonderenswaardige plotselinge opleving, gesteund door de hoop op betere tijden de onbeschaamde aanvallen van het groot-kapitaal met een algemeeen en hevig verkiezingsprotest was beantwoord geworden. Men heeft geweigerd zich verder voort te slepen in ontbering en de eeuwigdurende zorg en angst voor morgen, terwijl zoals onze voorvaders het zo kernachtig uitdrukten „lanterfanters en leeglopers zich vetmesten."

De verkiezingen zijn afgelopen. Frankrijk heeft helder en duidelijk haar mening uitgesproken. In vol vertrouwen gaan wij de toekomst tegemoet.

Na een schitterende verkiezingscampagne, waarbij tot in de kleinste gehuchten ons urgentieprogram onder de aandacht gebracht en de vlag van het internationale socialisme geplant werd, hebben de Franse boeren bij massa's de socialistische afgevaardigden in de Kamer gebracht. Ze hebben gehoor gegeven aan de oproep van het volksfront, in weerwil van de wanhopige propaganda van de geldmacht en de nog middeleeuwse grote landheren. In weerwil van stromen van betuigingen, van alle soorten, die schrik en angst moesten verspreiden en in weerwil van dreigementen en verlokkingen!

Vol vreugde en trots gaan wij aan het werk, om de arbeidersmassa's voor goed tot ons te trekken en op te voeden en vooral ook de vrouwen te winnen. Want juist die moeten wij overtuigen, in de grote landbouwstreken, waar ze als onderdrukte schuwe werkdieren voortleven.

Onze taak is het, in haar klassebesef en geest der solidariteit te wekken en niet alleen als landarbeidsters, maar vooral ook als vrouwen en moeders hun roeping te doen begrijpen.

Als wij over het landbouwvraagstuk in Frankrijk spreken, hebben wij de neiging ons daarbij alleen den man op de akker voor te stellen, gewapend met zijn houweel, zijn spade, zijn eg of ploeg.

Van de vrouw wordt nauwelijks gesproken en niemand tenzij zij beter weten, beseft iets van het grote aandeel, dat de vrouw daarin heeft, hoe hard en veelzijdig de arbeid ook zijn moge. Daarbij heeft ze, behalve het werk op 't land, haar plichten als huisvrouw en moeder en juist dat maakt haar leven zo zwaar. Vooral bij de kleine boeren en pachters, die met de grootste inspanning nauwelijks het dagelijks brood verdienen kunnen.

In een verslag, dat ik schreef voor

het landelijk comité der socialistische vrouwen over „vrouwenarbeid in de Franse landbouw", heb ik de dagtaak geschetst van de boerenvrouw in het zuidwesten van Frankrijk. Dit is echter ook geldig voor de overige streken.

Het zij mij vergund het u voor te leggen. Onze partijgenoten zullen zonder twijfel belangstellen en het met mij eens zijn, dat aan dergelijke toestanden, die paal en perken te buiten gaan, iets veranderd moet worden:

's Morgens staat ze voor dag en dauw op. De man zorgt meestal voor het grotere vee: paarden, ossen, koeien en kalveren. De vrouw voor al het overige gedierte. In de zomermaanden in de eerste lichtschemering, in de winter met lamplicht. Haar taak is duizendvoudig. De hoenders en al 't verdere gevogelte moeten gevoederd, de varkens, de hond en de kat. Alles schreeuwt en kakelt door elkaar en hunkert naar het reeds de vorige avond bereidde voedsel en het

lawaai komt niet tot bedaren eer elk dier het zijne verorberd heeft. Dan moeten de kinderen, gewekt, verzorgd en gevoed, voor de school klaargemaakt worden en voor het algemene ontbijt gezorgd.

Buiten wacht daarna de harde arbeid in alle soorten. Met de houweel, de bijl, de hooivork, de hark, de kunstmeststrooier, de hooibinder of de maaimachine helpt de vrouw den man op het land, in de wijngaard of in het bos en volbrengt een groot stuk van het werk. Dan komt de tijd van het middagmaal. De bron is niet altijd dichtbij. De zware emmers met water moeten aangedragen worden eer het werk in huis beginnen kan. 's Zomers houdt de man na de maaltijd zijn middagslaapje, terwijl de vrouw met blijkbaar taaier zenuwen de vaten wast, de woning reinigt en een beetje orde schept, voor zover mogelijk.

Dan gaat ze weer naar het land vanwaar ze eerst in de schemering huiswaarts keert, beladen met een zware korf op de rug, gevuld met gras of bieten of aardappelen. Daar vindt ze als troost het haardvuur uitgegaan, de emmers leeg en weer het hongerige gedierte om te voederen, om daarna het avondmaal te bereiden. Maar meer nog wordt er van haar gevergd. De kinderen moeten verzorgd en naar bed gebracht. Er is wat te .wassen, te verstellen, kousen te stoppen, bonen te doppen, noten en mais te pellen, etc.

Op sommige dagen moet de grote was op een handkar naar de beek gereden en daar gewassen worden en verder behandeld. En dan weer moet ze met de zware korf op de rug, geladen met groenten, vruchten, gevogelte, eieren, kilometers ver naar de verschillende markten in de buurt lopen.

Een loodzwaar en neerdrukkend leven hebben de Franse boerenvrouwen te dragen en geen schijn van ontspanning, noch rustdag. Geen instelling of organisatie, die zich om haar lot bekommert. Er zou nog veel over haar te schrijven zijn, over haar loon, als ze uit werken gaat en dit alles in verband met de kinderen, die ze voortbrengt en verzorgen moet, over de ongeriefelijkheid en de ongezonde toestand van haar woning en ten slotte haar grote onwetendheid en weinige besef.

Ik wil hier alleen de hoop uitspreken, ja, de zekerheid dat een regering, die tenslotte socialistisch is, de nood van het landvolk ter harte gaat nemen. Zij zal zich met de bloei van de landbouw bemoeien door haar te verschaffen wat ze nodig heeft, woningen verbeteren en elk vunzig krot de eerste houweelslag toebrengen. Zij zal het kwijnende gevaarte gezond en weer vlot maken. Dat deze weldaad in de allereerste plaats aan de arme zwoegster zal ten goede komen, hopen wij te bereiken en haar daarbij te winnen voor het haar bevrijdende socalisme.

(Bewerkt door B. J.—B.)