VERSLAG van de 30e jaarvergadering van de Eond van

Soc. Dem. Vrouwenciubs op 19 en 20 Maart 1938 te Amsterdam

TWEEDE DAG

(Slot).

De morgenzitting werd geopend met het zingen van „Kameraden".

De voorzitster heette de belangstellenden, die er Zaterdag niet waren, hartelijk welkom, en deelde mee, dat de Amsterdamse gastvrouwen genoegen hadden willen nemen met de slechte plaatsen.

Hierna gaf zij het woord aan pge. Ribbius Peletier voor haar inleiding „De vrouw en de maatschappij".

Nu in deze tijd van reactie, begon spreekster, wij vrouwen voor onze plaats vechten, is 't voor ons tijd ons te bezinnen op de ondergrond van onze strijd. Daarom moeten wij spreken over de vrouwenbeweging met haar doel en streven.

Een groot verschil bestaat er tussen het vrouwenleven van vroeger en nu, in positie en werk, maar 't meest als we de vrouw zelf beschouwen.

Deze was niet zichzelf, maar zoals een ander haar wenste, n.1. de man. Overal, door alle eeuwen heen is dit zo geweest.

Soms spreken de voorbeelden wel zeer sterk: in China b.v. verminkte de vrouw zich lichamelijk door zich de voeten in te zwachtelen, daar ze meende, dat de man dit mooi zou vinden. En dit is nu een uiterlijke verminking, maar ook

E. RIBBIUS PELETIER.

geestelijk heeft de vrouw zich misvormd, wat in wezen nog veel ernstiger is.

Zij was gedwee, dom en onontwikkeld, zoals de man dit wilde. De grootste zorg voor de moeder en het meisje was de vraag: hoe zal 't meisje een man vinden, daar er immers voor ongehuwde vrouwen, ook al hadden ze geld, geen plaats was in de maatschappij.

Bleven ze toch ongetrouwd (er zijn nu eenmaal altijd meer vrouwen dan mannen), dan hadden zij een zeer somber leven, moesten blij zijn als ze familie hadden, waar ze als gratis hulp in de huishouding het genadebrood konden eten. En als ze dan tenslotte misschien een eigen kamertje op een hofje kregen, was dit het grootste geluk, dat ze van het leven nog konden verwachten.

Arbeid was voor de ongehuwde vrouw niet te vinden, daar de maatschappij er niet op ingericht was, dat zij zich zelfstandig bewoog. Eigen vormgeving aan haar leven was voor haar dus onmogelijk!

Zo bleef de vrouw zoals de man haar wenste, omdat ze zichzelf niet mocht en durfde zijn.

Maar nu ontstond verzet bij de vrouwen zelf.

En daarmee is de vrouwenbeweging geboren, die werk eiste voor de vrouw — niet alleen meer als dienstbode, maar ook in de beter gesalarieerde beroepen — die een goede ontwikkeling voor het meisje eiste en verder invloed op het staatsbestuur door vrouwenkierecht.

Deze ommekeer is te verklaren uit geestesstromingen in die tijd en uit de economische omstandigheden: de productie werd juist toen meer en meer door de fabriek overgenomen.

In het ene land was de tijd spoediger rijp voor een vrouwenbeweging dan in 't andere, zodat deze stap voor stap ontstond. 't Eerst begon het in Engeland en ook Frankrijk was vroeg. Nederland kwam pas later, n.1. ongeveer zeventig jaar geleden.

Niet alleen de verschillende landen kwamen na elkaar, maar ook de vrouwen van de verschillende groepen van de bevolking ontwaakten niet tegelijkertijd, waarbij tevens de stad nog eerder kwam dan 't platteland.

Ontegenzeggelijk is de gedachte het eerst opgekomen in de hoofden van de burgerlijke vrouwen. De onderdrukking van de arbeidersvrouwen was nog zo hevig, dat voor ideeën als rechten van den mens en zelfstandigheid in haar hoofden nog geen plaats was.

Op 't ogenblik pas zijn de vrouwen van Christelijke huize bezig te ontwaken. Tot nu toe was de vrouwenbeweging haar voorbijgegaan, al hadden zij door de

verandering van de maatschappij, de invloed wel indirect ondergaan.

Misschien doordat de vrouwenbeweging het eerst bij de burgerlijke vrouwen is ontstaan, hebben de arbeidersvrouwen er een zekere minachting voor, die ze uiten door te zeggen: o, dat is feministisch, zo'n burgerlijk gedoe.

Feminisme betekent echter: nadruk leggen op de plaats van de vrouw, is dus allerminst een scheldwoord.

De eisen van de burgerlijke en de arbeidersvrouwen hoeven niet hetzelfde te zijn, maar de idee, dat de vrouw een betere positie toekomt, kan door allen worden aangehangen, 't Is immers ook een diep socialistische gedachte: een zelfstandige vrouw hebben wij nodig in de maatschappij.

Daarnaast zei men: die strijd van die vrouwen is toch niet erg sympathiek, zij ^ijn te kordaat, hun stem klinkt te schril. Laten wij echter niet vergeten, dat deze mensen wel luid moesten schreeuwen, wilden zij gehoord worden. Misschien bezaten zij ook nog . door hun opvoeding onbewust de idee: als ik ben zoals de man, dan is 't goed. Dat wij nu rustig en vrouwelijk kunnen optreden, hebben wij haar te danken.

Spreekster las eens een schrijver, die zich afvroeg hoe de vrouwenbeweging toch was te verklaren, 't ligt immers niet in de aard van de vrouw om rechten voor zichzelf op te eisen? Maar is de strijd van de vrouw in zijn diepste wezen wel een strijd voor zichzelf of is het een innerlijke drang?

Wat deden de pioniersters?

De ene trok tussen de soldaten naar de slagvelden om de zieken en gewonden te verplegen. Een ander ging naar de gevangenissen, destijds holen van vervuiling en verwording, en probeerde het lot van de gevangenen te verlichten. Weer een ander nam de prostituees in bescherming.

Allen braken zij dus met de oude traditie, maar niet voor zichzelf!

De vrouwenbeweging heeft dus een diepere ondergrond, n.1. de wens als vrouw ook de maatschappij te mogen dienen, 't Is slechts winst als beide elementen, man en vrouw, in de maatschappij tot hun recht kunnen komen.

De vrouw van nu heeft het bewustzijn van haar eigen persoonlijkheid gekregen, geen vrouw kan zich meer voelen als haar grootmoeder. De jongere generatie is zich deze verandering niet meer bewust, doordat ze in andere verhoudingen zijn opgevoed. Andere vrouwen hier echter hebben de strijd misschien nog persoonlijk meegemaakt.

De vrouw treedt nu ook anders op, ze zoekt niet meer in zwakheid haar kracht, in flauw vallen enz.