Kinderen in het Derde Rijk

Typen der Joodse persoonlijkheid

In de z.g. wetenschappelijke antisemietische publicaties, die in plaats van de lezers slechts met een stroom van vuil en lasterlijke verhalen te overgieten, hun best schijnen te doen om „rechtvaardig en onpartijdig" te zijn, vindt men toch altijd weer het Joodse karakter met zeer zwarte kleuren afgeschilderd. Daar echter volgens het woord van een Duitsen dichter het karakter wordt gevormd „in den Strom der Welt"1), moet het van 't hoogste belang zijn om het ontstaan van het Joodse karakter na te gaan.

Niemand zal kunnen beweren, dat een Joodse zuigeling zich in wezen van een Arische onderscheidt. Ook in de kleuter-leeftijd zal men nauwelijks enig verschil opmerken. Eerst de school brengt aan de kinderen de smartelijke verrassing, dat zij „anders" zijn, dat zij bij het algemene schoolgebed=) moeten zwijgen en dat zij het doelwit worden van allerlei spot.

In de samenleving vindt men overal én mensen met weerstandsvermogen én weerlozen. Mensen, die altijd de eerste willen zijn, die de aandacht willen trekken; én mensen, die het liefst in de massa ondergaan. Deze tegenstellingen vindt men vanzelfsprekend ook onder de Joodse kinderen. De leiders-naturen onder hen trachten van hun achteruitstelling en vervolging het beste te maken: „Waarom worden wij vervolgd? Wij hebben toch geen kwaad gedaan. Dus men vervolgt ons, omdat men jaloers op ons is, omdat wij beter zijn dan de anderen."

Zo ontstaat dan in de ziel van het kind een soort van afweer tegenover de verachting en de vervolging, en daaruit voortvloeiend: het geloof, dat het zelf beter is dan die anderen, de z.g. Joodse „zelfbewustheid". Een wapen, dat volkomen alle werking tegen de haat mist. Wel draagt deze haat persoonlijk sterk bij om het evenwicht in de ziel van het kind te herstellen. Maar tegelijkertijd is deze haat ook voor de kinderen zelf gevaarlijk. Want de gewoonte om als Jood altijd weer bespot en veracht te worden, maakt, dat in het bewustzijn van den Jood elke kritiek, ook elke gerechtvaardigde kritiek, hem anti-semietisch voorkomt. En dat is een levenshouding, die in de hoogste mate de ontwikkeling schaadt.

V*n de andere kant wordt evenwel de ontwikkeling van den Jood door deze onrechtvaardige vervolging desondanks

juist aanzienlijk vergroot. Immers, de Jood heeft overal moeilijkheden te overwinnen, terwijl de wegen van de Ariërs geëffend zijn. En het is een algemene biologische wet, dat de geschiktheid voor het leven juist groeit, waar men die in gevaren en moeilijkheden moet verwerven en vasthouden.

In deze worsteling groeien bij den vervolgden Jood krachten en bekwaamheden, die hem verheffen boven de Ariërs, welke voor 't merendeel zonder zulke problemen leven.

Op deze wijze ontstaan de z.g. Joodse „Raffgier"3) de Joodse „slimheid", die van hun kant weer stimulerend op de Joodse zelfbewustheid werken. Deze Joodse zelfbewustheid, ook Joodse brutaliteit genoemd is de eigenschap waarvan het meeste kwaad wordt gesproken. Dat deze „karaktertrek" een uit afweer gegrepen wapen is, kan ieder begrijpen, die zich de moeite geeft om na te denken.

Het is ook eigenaardig, dat er heel veel Joden zijn, die geen spoor van zelfbewustheid tonen. Integendeel, hun ogen staan angstig; schuw vermijden ze alle plaatsen, waar veel mensen tezamen zijn, waar er dus gevaar en strijd dreigt. En zij zijn het, die uit wanhoop over het mislukken van hun streven menigmaal op kromme wegen gaan. Men spreekt dan in de anti-semietische literatuur van „aangeboren lafheid en neiging tot bedriegen". Maar ook deze karaktertrekken zijn de gevolgen van voortdurende haat en van vervolgingen, die den Jood alleen doen staan.

Leidersfiguren reageren met zelfbewustheid, maar passieve, lijdelijke naturen — men vindt ze overal op de wereld, zelfs veel meer dan de eerste — reageren op haat en vervolging met angst, en zij trachten dit alles uit de weg te gaan.

Zowel het teveel aan zelfbewustheid als ook de neiging om maar te bukken en zich klein te maken, beïnvloeden de levenshouding.

Er is evenwel nog een derde manier om op haat en nijd te reageren, die, wanneer zij met kracht optreedt, tot onvermijdelijke ondergang voert. Waar grote rampen geschieden, treden als gevolg ook dikwijls verlammende ontzetting en hopeloze vertwijfeling op. Het Jodendom heeft in zijn geschiedenis talloze grote rampen beleefd en het zou op dit ogenblik van de aardbodem zijn verdwenen, wanneer zulke verlammende wanhoop al te dikwijls was opgetreden. De dadenloze vertwijfeling past dan ook absoluut niet in het karakterbeeld van den Jood. Daarom vervult 't ons met ontzetting, dat men in deze tijd van zo-

WOLFGANG VAN GOETHE

DICHTREGELS VAN GOETHE: „Der Jude liebt das Geld und fürchtet die

[Gefahr,

Er weiss mit leichter Miih und ohne viel

[zu wagen,

Durch Handel und durch Zins Geld aus [dem Land zu tragen."

„Ich weisz das nur zu gut, mein Freund, [ich bin nicht blind.

Doch das tun andere mehr, die unbeschnit-

[ten sind."

[„De Jood bemint hei geld en vreest het

[gevaar,

Hij weet met weinig moeite en zónder veel

[te wagen,

Door handel en door rente veel uit het land

[te dragen."

„Ik weet dit al te goed, mijn vriend, ik ben

[niet blind,

Doch dat doen anderen meer, die onbesneden zijn."]

veel zelfmoorden van Joden hoort en uit hun laatste brieven, die aan de verschillende comité's waren gericht, leest van hun wanhoop, die geen uitkomst zag.

Het Duitse regerings-antisemietisme van tegenwoordig heeft zulke wanhoopsgevallen, — vroeger hoge uitzondering, onder de Joden — tot een veel voorkomend feit gemaakt. Waarmede duidelijk is bewezen, dat het „Joodse" karakter niet aangeboren is, maar zich zo heeft gevormd en altijd weer wordt gevormd in de wereld van heden, de wereld, welke alle furiën van haat heeft ontketend. ANNA VAN F.

') In den Strom der Welt = in de stroom van de wereld.

!) In het land, waar Anna van F., van wie wij deze artikelen vertaald publiceren, woonde, bestond zulk een gebed op elke school.

') Raffgier = roofzucht, zucht om veel bij elkaar te halen.