Nu leest Wim de woordjes voor. waar ze stil naar luist'ren; bij de leesles mag niet één eventjes maar fluist'ren.

Maar, ohé, wie komt daar aan?

Hupla, met een f loepje springt 't ondeugend poesje Miep tussen 't luist'rend troepje.

Beertje tuimelt om van schrik,

en het arme haasje

rolleboldert boven op

Popeye, 't zeemansbaasje.

„Poes", zegt Meester, „wou je óp schóól

zo de les beginnen?

Ga nu weg, en kom op tijd

voortaan, rustig binnen."

Het is aardig, dit liedje met voordracht te zingen

D. v. K. B.

SO

De beeldjes op grootmoeders kast

DOOR NINA ROLAND Voor de kleinen.

Lientje vond het altijd heerlijk als ze een middagje naar Grootmoeder mocht. Daar was zoveel te kijken ert te genieten Natuurlijk verwende Grootmoeder haar wel een beetje, maar dat vond ze heel prettig. Het meeste plezier had Lientje als ze op haar gemak al de beeldjes mocht bekijken die op zo'n leuk ouderwets kastje stonden. Er waren een heleboel beeldjes. Een poesje, een hondje, een juffrouw die op een bankje zat, een meneer die liep te wandelen, een clowntje dat op een gitaar speelde en een lief danseresje. Dat danserêsje vond Lientje het mooist. Ze kon er lang naar kijken èn ze was van plan om later ook danseres te worden. Het kleine vriendelijke danseresje had een pracht van een jurkje aan, het leek net kant, maar het was natuurlijk porselein, want ze was helemaal een porseleinen juffrouw.

Eens op een keer nam Lientje het beeldje voorzichtig even in haar handen. Ze wist wel dat het eigenlijk niet mocht van Grootmoeder, maar ze vond het ook zo mooi, dat ze het evèn wilde vasthouden. Ze was alleen in de kamer en straks zou ze het wel weer voorzichtig op zijn plaats zetten. Maar toen plotseling de deur openging en Grootmoeder binnenkwam, schrok ze zo erg dat ze het beeldje liet vallen. „O, o, ik kan het heus niet helpen Opoe, ik wou alleen maar even kijken en ik heb zo'n spijt." Dat zei Lientje, maar daarmee werd het danseresje niet heel Haar armpje was gebroken en het scheen wel alsof ze niet meer zo vriendelijk lachte als daarstraks. Grootmoeder keek wel verdrietig, maar ze werd niet boos op Lientje, dat kon ze

eigenlijk niet worden, want ze hield zoveel van haar kleinkind. Ze riam het beeldje op en paste het gebroken armpje er aan. „Misschien kan Opa het nog wel lijmen" zei ze en bijna lachte Lientje alweer. Grootvader kon rltijd alles!

Toen Grootvader een uurtje later thuiskwam en het verhaal té horen kreeg, begon Lientje te huilen, maar al gauw troostte Grootvader haar. Hij zou meteen het beeldje lijmen. Dat kon hij keurig netjes en met grote ogen stond Lientje er bij te kijken. Je kon er wérkelijk niet veel meer van zien, vond ze. Het beeldje moest in de keuken blijven om te drogen en Grootmoeder zei dat Lientje morgen nog maar eens terug moest komen om te kijken of het armpje er nog aan zat. Terwijl Lientje de keuken uitging, keek ze nog eens naar hét kleine danseresje en ze vond heus dat ze er treurig uitzag. Als morgen haar armpje beter was, zou ze dan weer vrolijk kijken0 Lientje hoopte het maar.

Diè zelfde nacht droomde Lientje dat al de beeldjes op Grootmoeders kast'levend waren geworden. Ze liepen door elkaar en spraken druk. „O, o, wat zegt u ervan juffrouw?" vroeg de poes aan de dame op het bankje, „u weet toch wel wat er gebeurd is? Onze kleine lieveliftg, hét danseresje, is verongelukt!" „Ja het is vreselijk", zei de dame, „ik weet er alles van. Ik zag haar vallen. Het is heel jammer, want we zouden vanavond juist een groot bal geven omdat zij jarig is" „Het is afschuwelijk, misschien is zij nu voor haar leven verminkt", Snikte het clowntje. „Ik had mijn gitaar al gestemd, want ik zou dansmuziek maken en het arme kind had juist zo'n prachtige

dans ingestudeerd!"

De wandelende meneer kwam ook bij de anderen en zei: „Ik was juist van plan om met haar te trouwen, maar daar kan nu ook al ftiets van komen. Ik heb er zoveel verdriet over, want ik houd zoveel van haar." De hond begon te janken van narigheid, het poesje miauwde en de anderen huilden.

Het was een treurige boel en Lientje voelde al een traan langs haai wangen lopen. Maar juist toen ze wilde vertellen dat ze er toch zo'n vreselijke spijt van had, hoorde ze vrolijk lachen. Ze keek verbaasd om en de beeldjes hielden op met huilen en luisterden waar het gelach vandaan kwam. En.tot aller verbazing kwam daar het danseresje aangehuppeld. Ze keek weer net zo vrolijk als vroeger en ze wipte vlug op hét kastje. „Wat kijken jullie bedroefd", zei ze toen, „waarom zetten jullie zulke treurige gezichten?" Het heertje kwam naór haar toe. „Hoe gaat het met je?" zei hij hartelijk, „we hebben allemaal verdriet om jou!" „O", zei het danSeresjé, „vanmiddag was ik erg geschrokken, maar Grootvader heeft me gemaakt, en nu ben ik weer helemaal beter. Ik voel er niets meer van en je kunt ook niets aan mijn arm zien."

Toen ze dat gezegd had juichten al de beeldjes. De poppetjes klapten in hun handen, het poesje maakte een sprongetje van blijdschap en het hondje kwispelde met zijn staart. „Laten we dan feest gaan vieren", stelde het clowntje voor. Het heertje boog zich over de kleine danseres en fluisterde: „Lief meisje, wil je met mij trouwen"* Ik hóud al zo lang en zoveel van je." Lientje kon niet verstaan wat het danseresje antwoordde, maar zij had vast „ja" gezegd, want ze keek zo vrolijk en het heertje lachte blij en nam haar opeens in zijn