elk geval vast te staan, dat de man de functie van hoofd van het gezin moet uitoefenen „als een goed huisvader".

c. De erkenning van het „natuurlijk" recht der vrouw op het voeren der huishouding en daarmee in verband de plicht van den man haar voor deze taak voldoende gelden ter beschikking te stellen, 't Ontwerp geeft aan de vrouw een eenvoudig middel den man te dwingen tot nakoming van zijn onderhoudsplicht, indien hij tenminste loon of wedde geniet.

De ruimere omschrijving van hetgeen behoort tot de gewone behoeften der huishouding is een verbetering vergeleken bij het tegenwoordig art. 164 B.W.

We betreuren het echter, dat nog steeds in art. 158 lid 3 van 't Ontwerp de onjuiste en ook onware opvatting is neergelegd, dat de vrouw door den man wordt onderhouden.

Zelfs indien de vrouw geen betaalden arbeid buitenshuis verricht, is deze opvatting in strijd met art. 201, lid 3 van 't Ontwerp. Daarin staat toch terecht, dat de arbeid der vrouw in de huishouding een op geld waardeerbare bijdrage is in de kosten van het gezin.

Veel beter lijkt ons de bepaling van het Ontwerp der Staatscommissie-Limburg in art. 158, lid 3. „Zij zijn gehouden elkander levensonderhoud volgens hun staat en vermogen te verschaffen."

Hierin komt de wederkeerigheid der verplichting tot levensonderhoud van man en vrouw duidelijk uit.

De veranderde opvatting omtrent het sleutelrecht der vrouw brengt mee, dat de vrouw een beroep op den rechter heeft als de man haar dit willekeurig ontneemt. Echter zou o.i. een voorafgaand verlof van den rechter aan den man tot het ontnemen van bevoegdheid aan de vrouw hier volkomen op zijn plaats zijn.

Ook zou het geheel in dezelfde lijn gelegen hebben om de bepalingen omtrent de ouderlijke macht in denzeifden geest te herzien. Om óf het mede beslissingsrecht der moeder omtrent de kinderen in de wet te erkennen — óf om in elk geval haar een beroep op den rechter te geven bij een haars insziens onredelijke of onjuiste beslissing van den vader betreffende de kinderen.

d. Het zelfstandig domicilie van de vrouw moge in het normale geval van samenwoning der echtgenooten voor haar van geen belang zijn — het kan bij gescheiden leven van het gezin van beteekenis voor haar zijn. Ook is deze wijziging consequent, nu reeds in de Kieswet voor de uitoefening van het kiesrecht aan de getrouwde vrouw een zelfstandige wettelijke woonplaats is gegeven.

e. Van veel grooter belang dan de bovengenoemde zijn de verbeteringen, die het Ontwerp beoogt aan te brengen in de bepalingen omtrent het beheer van den man van de goederengemeenschap.

In de geldende wet is dit recht van den man absoluut. Hij kan over hetgeen aan beide echtgenooten tezamen behoort, beschikken, als ware hij alleen-eigenaar. Thans wordt voorgesteld, de vrouw het recht te geven van den man rekenschap van zijn beheer te vorderen. Is hij onwillig of blijkt het den rechter dat hij de gemeenschappelijke goederen niet beheerd heeft als een goed huisvader, dan kan de rechter hem dit beheer ontnemen en aan de vrouw overdragen. Ook kan de vrouw op dezen grond scheiding van goederen vorderen.

O. i. zou ook een praktische bescherming van het gezin bestaan in het verplichtend stellen van de aangifte voor de belastingen door beide echtgenooten tezamen. Daardoor

kan de vrouw jaarlijks op de hoogte zijn van den financieelen toestand van het gezin.

In elk geval behoort de regeling van het ontwerp te worden aangevuld met een bepaling, waarin wordt vastgelegd dat de niet-beheerende echtgenoot bij de ontbinding der gemeenschap recht heeft op schadevergoeding, indien schade is ontstaan door slecht beheer.

Eene verbetering achten wij het ook, dat tijdens het bestaan van de gemeenschap het mede-gerechtigd-zijn der vrouw tengevolge heeft, dat hare medewerking is vereischt bij vervreemding en bezwaring van een deel dier gemeenschap.

De waarborg tegen machtsmisbruik van den man zou o.i. doeltreffender zijn, indien haar medewerking eveneens noodig zou zijn bij vervreemding van de woning van het gezin en van het onroerend goed, waarin het bedrijf of beroep van een der echtgenooten wordt uitgeoefend, omdat daarvan het bestaan van het gezin kan afhangen.

Stellig zal naast vervreemding en bezwaring ook „het in gebruik afstaan" moeten worden genoemd, omdat anders deze bescherming van het gezin gemakkelijk illusoir gemaakt kan worden door den man.

Een ander deel van ons Comité acht echter de verplichte medewerking der vrouw voor de in het wetsontwerp genoemde handelingen, behalve waar het betreft het huisraad en de gezins- en beroepswoning, een zoo groote belemmering in het verkeer, dat men deze bepaling geschrapt wilde zien, mits de plicht van schadevergoeding van dengeen, die doorzijn slecht beheer de schade heeft veroorzaakt, komt vast te staan. Deze leden achten de preventieve en repressieve werking van een dergelijke bepaling veel doeltreffender dan verplichte samenwerking voor bepaalde rechtshandelingen.

ƒ. Van belang voor de vrouw is het ook, dat zij van rechtswege het beheer heeft over eigen goederen volgens art. 197 Ontwerp, terwijl zij thans dit recht alleen bij huwelijksvoorwaarden kan bedingen. (Art. 195, lid 2 B.W.).

g. Een andere verbetering ziet het Comité in de gemakkelijker verkrijging van scheiding van goederen. Zooals deze thans in de wet is geregeld, heeft zij weinig praktische waarde.

Terecht stelt ook thans 't Ontwerp in art. 241 strenge eischen. Het is echter onbegrijpelijk, dat art. 252, dat de mogelijkheid behandelt van de ontneming aan de vrouw van het beheer over haar privé goederen om dit n.b. aan den man te geven, veel ruimer is gesteld. In beide genoemde artikelen behooren o.i. de voorwaarden dezelfde te zijn.

Volledigheidshalve willen we nog op eenige punten wijzen, die hoewel ze zeker niet in het belang der vrouw alleen zijn, verbeteringen zijn vergeleken bij het vigeerend recht.

In de eerste plaats noemen we de bevoegdheid der echtgenooten om even goed tijdens als vóór het huwelijk huwelijksvoorwaarden te maken of deze tijdens huwelijk te veranderen.

Zeker zullen, indien dit ontwerp wet wordt, vele echtparen, die onze opvatting deelen omtrent het huwelijk als een levensgemeenschap van gelijkwaardige personen, van deze bevoegdheid gebruik maken om het vermogensrecht van onze Schets te kiezen, n.1. scheiding van goederen met verdeeling der winst. Dit toch is het eenige stelsel, dat aan de vrouw naast den man volledige handelingsbevoegdheid waarborgt.

Wil dit echter een fair chance hebben, dan zou het wenschelijk zijn, dat dit stelsel ook aanvaard kan worden, door een eenvoudige verklaring aan den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand bij de aangifte van het huwelijk, 't Ontwerp zou dan een uitvoeriger regeling van dit stelsel moeten be-