leiders opwerpen. Maar zonder onze onzijdigheid, op dit gebied, een oogenblik prijs te geven, durven wij toch onze lezeressen met een gerust hart aanraden: houdt U aan de bestaande partijen; wantrouw degenen die gedurende den verkiezingstijd opduiken en die, dat leert de ondervinding, meestal door zeer persoonlijke motieven geleid worden.

Door deze zelfstandige daad: de toetreding tot een partij, is men dus, wel is waar, gebonden, (zedelijk gebonden, want van eenige dwang is geen sprake) maar tevens beschut, voor de nog zoo luide propaganda van andere kanten: immers men heeft zijn richting gekozen.

Maar hoe nu, vraagt men ons herhaaldelijk, wanneer een andere partij met een meer sympathiek persoon in den ring komt? Het geruststellend antwoord kan daarop luiden: ongetwijfeld hebben alle partijen hoogst sympathieke, ernstige, eerlijke, rechtschapen candidaten; Nederland heeft ze, gelukkig — mannen en vrouwen heeft ze zóó, van alle schakeeringen. Wie niet aan een behoorlijken maatstaf voldoet, komt in geen enkele partij anders dan bij uitzondering in aanmerking, — of, verdwijnt dikwijls weer met snelheid, na een kortstondig politiek bestaan.

Zeker, er zijn, in het politieke leven, eerzuchtigen, wier eerzucht grooter is dan hun bekwaamheid: die niet schromen, oneervolle middelen te gebruiken om die eerzucht te bevredigen. Maar heeft, wie het politieke strijdperk zoozeer schuwt, dat zij de geringe samenwerking met geestverwanten, die aansluiting bij een partij heet, nalaat, niet evenveel schuld aan de mogelijke overwinning van dezulken, als hun meest actieve medewerkers?

PARLEMENT ARIA.

Het is hier natuurlijk niet de plaats om in den breede den internationalen toestand te behandelen. Maar, de gebeurtenissen in een naburig land hebben niet alleen de gemoederen onzer landgenooten zoodanig in beweging gebracht, dat er nauwelijks nog eenige belangstelling voor andere zaken was, doch hebben tevens aanleiding gegeven tot ernstige besprekingen in ons Parlement. Het buitengewoon moeilijke vraagstuk der hulp aan Joodsche en andere vluchtelingen houdt velen bezig. Een bevredigende oplossing is tot nog toe niet gevonden.

Wel is echter komen vast te staan, dat er een groot verschil van meening bestaat omtrent de te nemen maatregelen tusschen de regeering en het volk.

Nu mogen wij, bij de beoordeeling der regeeringsmaatregelen, niet uit het oog verliezen, dat het volk als zoodanig geen verantwoordelijkheid draagt. De regeering daarentegen heeft tot taak

Iedere toetreding van een rechtschapene tot welke politieke part ij ook, verhoogt het peil van het politieke leven in den lande.

Kan men dus gerust zijn, op de persoonlijke hoedanigheden van de meeste candidaten, dit behoeft de keus van de kiezer niet te bemoeilijken, mits alweer hij of zij zich rekenschap hebben willen geven van de Partij waartoe hij of zij, volgens beginselen, behoort.

En hoe nu verder? Wel men kan, na zich opgegeven en de contributie betaald te hebben, 't daarbij laten en de verdere voorlichting afwachten: men kan ook, opgeroepen als ieder lid wordt, bijeenkomsten gaan bijwonen ter verkiezing van een bestuur, dat die voorloopige voorlichting geven zal. Opgeroepen in tijden van verkiezingen, kan men die oproepingen weer rustig naast zich neerleggen, overtuigd dat anderen hun hoofd er wel over zullen breken; maar men kan die bijeenkomsten óók gaan bijwonen, de candidaten en hun supporters leeren kennen, en daardoor, niet alleen zelf met meer oordeel des onderscheids ter stembus gaan, maar ook — aangezien in die bijeenkomsten de uiteindelijke voorlichting wordt vastgesteld, de voldoening hebben er aan meegewerkt te hebben de gang naar de stembus voor velen te verduidelijken.

Waar gaat het intusschen om bij de a.s. verkiezingen? Het antwoord hierop vindt men in de gemeente-programma's van de verschillende politieke partijen. Wij hopen daarover in de e.v. nrs. van ons blad, door bevoegden, korte overzichten te laten geven.

M. C. T.

te zorgen, dat ons toch reeds zwaar belaste volk geen verplichtingen op zich neemt, waaraan het op den duur niet zou kunnen voldoen. Het is niet voldoende zijn goede hart te laten spreken, men moet ook in staat zijn een eenmaal aangegane verplichting te vervullen.

Nu wil het ons voorkomen, dat aan de eene zijde, die van het volk, het goede hart wel wat te spontaan heeft gesproken, terwijl aan den anderen kant de regeering daaraan wel wat te weinig het oor verleent en een beetje te beducht is om een taak van menschlievendheid op de schouders te nemen.

Interpellatie Aïbarda.

Bij de interpellatie-Albarda in de Tweede Kamer op 2 December j.1. heeft deze afgevaardigde zich tot tolk gemaakt van de verontrusting, die in het volk leefde, ten opzichte van de toelating der vluchtelingen. Hij heeft er daarbij op gewezen, dat deze verontrusting niet alleen het gevolg was van het feit, dat men over het algemeen zoo wenig merkte van toelating op