Se Jaargang

AUGUSTUS 1936

No. 8

- bijy

MAANDBLAD VAN DE VEREENIGING VOOR

VROUWENRECHTEN

IN NEDERLANDSCH-INDIË

INHOUD:

Ervaringen in Japan opgedaan. — Uit de Afdeelingen. — Een Eereschuld. — Berichten uit Holland. — Geen vrouwelijke diplomaten. — Berichten uit het buitenland. — Bericht over het Juli-nummer. — Contributie.

ERVARINGEN IN JAPAN OPGEDAAN.

Vele bladen en tijdschriften hebben in woord en beeld de emancipatie van d'e Japansche vrouw geschilderd en het leek mij als had zij zich reeds ontworsteld aan de heerschappij van den man. Ik beschouwde Japan als een 2e Turkije, dat, nu er hervormd moest worden, het ook goed deed, en de vrouwen in alle opzichten recht liet wedervaren, doch nu ik het land heb leeren kennen en alles zelf heb kunnen waarnemen door in het volksleven door te dringen en door het houden van gesprekken met Japansche vrouwen en me ook heb laten voorlichten door in de vrouwenbeweging vooraanstaande vrouwen, nu blijkt aan die vrijheid van d'e Japansche vrouw nog heel wat te ontbreken, al moet ik toegeven, dat ze reeds veel veroverd heeft:

In de eerste plaats het recht van vrijen arbeid met hetzelfde loon als de mannen genieten voor denzelfden arbeid. En dat zegt wat in dit land1, waar oude zeden en gebruiken streng in eere gehouden worden en traditie en nog eens traditie hoogtij vieren. Het jongere geslacht en vooral zij, die zich Westersch hebben georiënteerd, zijn bezig zich eraan te ontworstelen en men ziefc dan ook de jongere generatie, zoowel mannen als vrouwen, de oude zede van „de vrouw onderworpen aan den man" loslaten.

Het recht van vrijen arbeid voor de vrouw geldt voor alle bedryven en beroepen, behalve dan voor die van politieken aard.

De vrouwen worden hier niet uit haar betrekking gezet ten behoeve van den man zooals in Indië, in Nederland en andere Europeesche staten.

Toen ik in de eerste Japansche havenplaats, die we aandeden, n.1. Miiké, om kolen in te nemen van het grootste kolenconcern ter wereld, het Mitsui Concern, van de gelegenheid gebruik maakte om aan wal te gaan, was het eerste, dat mijn aandacht trok, een passeerende tram, waarop vrouwelijke conducteurs dienst deden, keurig en koket uitgedost in een kaki rok en blouse met een gelijkkleurig mutsje op het hoofd. Het is mij op mijn verdere reis door Japan gebleken, dat op bijna alle trams vrouwelijke conducteurs waren, ook op de tandrad- en kabelbanen. Ik sprak er velen, die mij medededeelden reeds langer dan 8 jaar als zoodanig werkzaam te zijn. Deze vrouwen hebben dus zelfs in dezen crisistijd haar baantje mogen behouden.

Als ik mij goed herinner heeft men in Nederland de werkkring van tramconducteur nog voor de vrouwen gesloten gehouden. En al zou ze er werkzaam in geweest zijn, dan zou men haar thans wel reeds lang voor den man plaats hebben laten maken.

De 2de havenplaats, die we binnenliepen, was Moji, waar evenals in Miiké de passen moesten worden nagekeken en de passagiers geobserveerd, opdat geen besmettelijke ziekten in het land zouden worden gebracht. Tot mijn niet geringe verbazing kwam met de havenpolitie een vrouw aan boord en deze bleek in Mojd hei hoofd van