scheidenlijk beoogden de ontwerp-ordonnanties in dier voege te wijzigen, dat het actief kiesrecht wordt toegekend aan de Nederlandsche, de Uitheemsche en de Inheemsche vrouw.

Nadat van de zijde der Regeering was gewezen op de wel zeer ernstige practische bezwaren, welke de voorgestelde amendeering tot gevolg zou hebben, werden — de heer Verboom had reeds op de wenschelijkheid hiervan gewezen — de amendementen door de voorstellers ingetrokken en werd de volgende motie ingediend door Mevrouw Razoux-Schultz en een 9-tal andere leden:

„De Volksraad,

„erkentelijk voor de toezegging der „Regeering, dat zij het van Harentwege ,,ingestelde onderzoek naar de practische moeilijkheden, verbonden aan „de invoering van actief vrouwenkiesrecht hier te lande, zooveel mogelijk „zal bespoedigen,

„met de Regeering van oordeel, "dat „het als een overwonnen standpunt „is te beschouwen, dat de vrouw voor „de kiesbevoegdheid niet de noodige „geschiktheid zou bezitten en dat de „toekenning van het kiesrecht niet in „overeenstemming zou zijn met de „plaats, die de vrouw in de maatschappij en in het gezin inneemt",

„spreekt als zijn verwachting uit, „dat de Regeering de invoering van „het actief vrouwenkiesrecht voor de „verschillende vertegenwoordigende „lichamen hier te lande zooveel mogelijk zal bespoedigen voor : „a. de Nederlandsche vrouw „b. de Uitheemsche vrouw „c. de Inheemsche vrouw".

Deze motie is in drie onderdeelen in stemming gebracht.

Onderdeel a — actief kiesrecht voor de Nederlandsche vrouw — werd aangenomen met 36 stemmen vóór en 7 tegen.

Onderdeel b — actief kiesrecht voor de Uitheemsche vrouw — werd aangenomen met 24 stemmen vóór en 17 tegen.

Onderdeel c — actief kiesrecht voor de Inheemsche vrouw — werd aangenomen met 23 stemmen vóór en 17 tegen.

De tegenstemmers bij onderdeel aactief kiesrecht voor de Nederlandsche vrouw-waren: Jahja, Ko Kwat Tiong, Alatas, Notosoetarso, Soangkoepon

(wiens argument tegen actief vrouwenkiesrecht was, dat dit de polygamie zou bevorderen!), Van Lonkhuyzen en Van Baaien.

Welke motieven den heer Van Lonkhuyzen, die niet aan de debatten heeft deelgenomen en zijn stem niet gemotiveerd heeft, geleid hebben, kunnen wij niet bevroeden.

De heer Van Baaien verklaarde er nog iets voor te kunnen gevoelen aan de intellectueele ongehuwde vrouw kiesbevoegdheid te geven ; de „gezinsmoeders" hoorden z.i. in het gezin thuis en behoorden zich niet met zaken van meer algemeenen aard en politieke richting bezig te houden. Zou de heer Van Baaien, die toch beweert in den Volksraad den middenstand te vertegenwoordigen, de consekwentie aandurven om de door hem bepleite onmondigheid van de gehuwde vrouw uit te breiden tot het terrein van aanschaffingen ten behoeve van het huishouden ?

Het is te betreuren, dat de vrouw het actief kiesrecht ook thans nog niet deelachtig is geworden. Nu echter de ontwerp-ordonnanties eenmaal zoo waren geredigeerd en de nieuwe regelingen op 1 Januari 1938 in werking moeten treden, is het begrijpelijk, dat de Volksraad zich ertoe heeft bepaald de wenschelijkheid van het verleenen van het actief kiesrecht aan de vrouw in een motie neer te leggen.

Wij hopen en vertrouwen, dat de Regeering het toegezegde onderzoek naar de practische uitvoerbaarheid van het actief vrouwenkiesrecht zooveel mogelijk zal bespoedigen en de tijd niet verre meer zal zijn, dat althans de Nederlandsche vrouw hier te lande het actief kiesrecht krijgt.

L. H. G. Hoogesteger-Camman.

JOURNALISTIEKE CONSEQUENTIE.

De Java-Bode had dezer dagen een hoofdartikel betreffende de aanhangige wijziging van ons kiesstelsel.

Voor de verleening van het actief kiesrecht aan de vrouw voelt dit dagblad niets. Immers — zoo zegt de Java-Bode — „de Nederlandsche vrouw in Indië hunkert stellig niet naar het kiesrecht" en „de anderhalve vrouw, die er zich voor interesseert, is het afdoende bewijs van de lauwheid van