goed waarnemen van dezen plicht heeft zij medezeggingschap noodig.

Vroeger bracht de samenstelling van de samenleving mee, dat het werk voor de vrouw hoofdzakelijk binnenshuis te vinden was. Ieder gezin was eene samenleving op zichzelf, waarin alles wat hiervoor noodig was, door de leden eigenhandig in huis en hof gekweekt, geweven, verbouwd, bereid, gekookt, vervaardigd, gewasschen, gesponnen, genaaid, gebreid, geborduurd, gefokt en geslacht werd. Handen vol werk voor alle bewoners en in het bijzonder voor de vrouwen, terwijl de man zijn rijk verdedigde tegen roof aanvallen, die hijzelf op zijn beurt ook weer ondernam om zich te verrijken. Bovendien ging hij op de jacht, om edel bout op tafel te bren-

gep-

Die vele kleine gemeenschappen vereenigden zich langzamerhand tot buurtschappen en nog verder tot gemeenten en steden, waar de man nu een werkkring kreeg in het bestuur, de verdediging, en den opbouw.

Langzamerhand werden voor vele werkzaamheden, die oorspronkelijk in de huishouding door de vrouwen ge daan werden, organisaties en fabrieken opgericht. Men denke maar aan de spinnerijen, weverijen, wasscherijen, kleermakerijen enz. enz. Een groot gedeelte van het vrouwenwerk werd nu door mannen gedaan.

Feitelijk zijn het dus grootendeels de mannen, die de vrouwen het werk uit de handen namen en niet, zooals men in de crisistijden het zoo gaarne voorstelde, de vrouwen, die de mannen de broodwinning uit den mond namen.

Dit is een duidelijk beeld hoe voorzichtig men moet zijn met de bewering van oorspronkelijk mannen- of vrouwenwerk. De tijden veranderen en hiermee ook het werkterrein voor man èn vrouw, en nu gaat het niet aan éénzijdig de één zooveel mogelijk werkgelegenheid af te nemen, ten voordeele van den ander.

Ook de vrouw moest om economische redenen naar werk buitenshuis omzien, toen het haar voor een groot gedeelte binnenshuis uit de handen genomen werd. Haar plicht en werkkring verlegde zich, evenals die van den man, hoe langer hoe meer naar de groote gemeenschap, waarvan zij

deel uitmaakt. Zij krijgt daardoor hier ook steeds meer belangen, evenals de man.

Waren vroeger de verschillende gemeenschappen hoofdzakelijk nationaal, thans zien wij, met opstaan en vallen, groeien een internationale gemeenschap, waar de belangen der verschillende landen elkander hoe langer hoe meer raken. De vrouw zal, wil zij niet achter blijven, zich dus ook internationaal moeten oriënteeren, hetgeen we ook hoe langer hoe meer om ons heen zien gebeuren. De vrouw kan zich niet meer binnenshuis opsluiten en haar ooren en oogen toestoppen voor al hetgeen daar buiten haar huis gebeurt en dat ook ingrijpend is voor haarzelf en haar kinderen, die nu meer dan ooit opgroeien om de wereld in te trekken. In eigen belang en dat van haar familie zal zij zich dus naar buiten moeten oriënteeren. Haar plicht drijft haar het huis uit. Met alles wat zij onderneemt en verricht, staat zij, evenals de man, veel meer midden in de gemeenschap, dan vroeger, en zelfs wat zij opbouwt of bederft in eigen intiemen kring, zal nu meer ten goede of ten kwade van de gemeenschap en de samenleving komen. Vroeger kon b.v. in vele gevallen een slecht opgevoed kind, dat verkeerde denkbeelden van huis meebracht, hoofdzakelijk kwaad aanrichten in zijn eigen kleinen familiekring en/of woonplaats, want hij bleef dicht bij huis. Thans gaat hij meer de wereld in niet alleen, maar kan zelfs ook wanneer hij dicht bij huis blijft, veel kwaad stichten door schrijven en lidmaatschap van vereenigingen, terwijl wat hij zegt door het gemakkelijke internationaal verkeer vlug over de wereld verspreid wordt. Zijn verkeerde denkbeelden kunnen dus gemakkelijker over een groot gebied invloed krijgen. Dit even in het kort. Dieper kan ik er hier nu niet op in gaan. Maar iedereen zal wel begrijpen wat ik bedoel, men vindt de sprekende voorbeelden van deze bewering voor het grijpen in den tegenwoordigen tijd.

De opvoeding van de jeugd is als het ware een wereld-kwestie geworden en zal dit nog wel hoe langer hoe meer worden.

De wijze, waarop de vrouw, samen met den man, deze taak vervult en den grondslag legt in de prilste jeugd (volgens Kunkel is dit voor het ge-