gen door de uitgave van ons Orgaan. Daardoor zal althans kunnen worden voorkomen, dat de Algemeene Bestuursleden slechts tweemaal in het jaar, bij het naderen der gewone Algemeene Bestuursvergadering in Januari en bij het naderen der Algemeene Vergadering in April, den Raad gedachtig zijn. Ik 'meen te mogen aannemen, dat de tot nu toe verschenen nummers, de proefnuummers inbegrepen, u reeds hebben doen zien, hoeveel belangrijks u thans frisch en nieuw bereikt, dat anders, opgetast in een jaarverslag, reeds veel van zijne actualiteit verloren had. De stof was zoo rijk, dat met het toegezegde viertal pagina's niet kon worden volstaan; maar telkens een extrablad moest worden ingelegd. Het is zeer te hopen dat dit Orgaan na een eerste proefjaar zal kunnen worden bestendigd; uw Dagelijksch Bestuur heeft er groote verwachtingen van, vooral indien het mogelijk ware met uwe hulp een voldoend aantal abonnées te verwerven om het uit te breiden en zoo te kunnen komen tot opneming van degelijke, kon het zijn gehonoreerde artikelen. Maar behalve dan door ons Orgaan wenscht het Dagelijksch Bestuur meer verband te verkrijgen met de leden van het Algemeen Bestuur door het houden van meer samenkomsten dan die ééne, in Januari, waarin de agenda voor de Algemeene Vergadering moet worden opgemaakt en voor ruimere bespreking weinig tijd beschikbaar blijft. In zulk eene samenkomst zijn wij thans bijéén en ik vertrouw dat die u zal overtuigen, dat door u, Algemeene Bestuursleden, nog zeer veel is te doen om den Raad te brengen tot het standpunt, waarop hij als centrum voor wat er door vrouwen wordt gedacht, gehoopt, gewerkt, moet komen te staan.

Dit is ook te noodiger, omdat voor den Raad is aangebroken een crisistijd. Verschillende onzer oudste, trouwste LEDEN worden in verband met de veranderde tijdsomstandigheden opgeheven, gaan in liquidatie of worden omgezet in nieuwe organisaties. Ze ook in dien nieuwen vorm te behouden voor onzen Raad, dat is in de eerste plaats het werk van de leden van het Algemeen Bestuur, ieder op haar eigen terrein. Zij zijn de aangewezen personen oni in den kring der Vereeniging, welke haar mandaat verleende, te wijzen op de waarde van den Raad ter veelzijdige belichting van de door haar nagestreefde belangen, op het voordeel van

onderlinge waardeering, onderling overleg, onderlinge samenwerking in die gevallen, gevallen die zeker niet zeldzaam of denkbeeldig zijn, waarin éénheid van gevoelen zich openbaart. Zij zijn de aangewezen personen om ieder in haren kring telkens op nieuw te wijzen op de wenschelijkheid van in groote getale op te gaan naar onze Algemeene Vergaderingen, om persoonlijke voorstandsters te werven ter versterking zoowel van onze moreele als van onze materieele kracht, om abonnées te winnen voor ons Orgaan, om hare Vereenigingsafgevaardigden in te lichten en vooral om te waken, dat hare Vereeniging ook inderdaad eene afgevaardigde naar onze Jaarvergaderingen zendt. Zij hebben hare Vereeniging voortdurend in te lichten aangaande wat er omgaat in onzen Raad en daartoe te zorgen, dat de abonnementen, die hare Vereeniging heeft genomen op ons Orgaan, daar geen dood materiaal vormen maar ook worden rondgezonden aan afdeelingsbesturen en particulieren en niet blijven opgehoopt op de secretariaten. Zij zijn het ook, die hebben toe te zien, dat hare Vereeniging, als deze eenen anderen vorm aanneemt, ook in dien nieuwen vorm voor onzen Raad behouden blijft. Dit is van te meer belang, ook voor die Vereenigingen zeiven, omdat thans zooveel en zoo velerlei internationaal staat te worden geregeld in verband met de verschillende op te richten afdeelingen van den Volkenbond, gelijk dit direct en indirect reeds blijkt uit onze agenda van* heden. In verband hiermede zij er nog eens uitdrukkelijk aan herinnerd, dat het in de laatste jaren als weggebleekte internationale karakter van onzen Raad zich weder krachtig begint te kleuren, zooals bleek op de samenkomsten te Londen en te Hamburg en op nieuw zal blijken dezen zomer op de samenkomst te Christiania,waar Nederland weder als van ouds zal hebben uit te komen met eene volledige delegatie van zaakkundige vertegenwoordigsters. Waarbij nog komt, dat wie die eerste, nog zoo informeele samenkomsten mocht bijwonen, diep leerde beseffen, hoe weldadig juist door de neutrale positie van onzen Raad kan worden gewerkt ter verzachting van veel internationale wrijving en internationale schrijning. Of is niet treffend bijvoorbeeld om in het verslag der samenkomst van den Duitschen Vrouwenraad te Hamburg, waar wij vertegenwoordigd waren door