Voortbrenging en verbruik.

(Production et consommation.)

Electriciteitsbedrijven, 1922.

(Industrie de la production et de la distribution d'électricitó, 1922.)

De verschijning' (dezer statistiek is op grort ïl van de aan het Bureau opgelegde bezuiniging, gepaard met personeelinkrimping, als gevolg waarvan: de werkzaamheden verbonden aan de samenstelling ©enigen tijd stopgezet moesten worden, aanmerkelijk 'vertraagd. De daardoor ontstane achterstand maakt het onmogelijk thans nog aan de bedrijven itelkaarten toe te zenden over 1923 en ©ene statistiek over dat jaar samen te stellen. Het ligt evenwel in het voornemen — in afwachting van de 'hervatting der volledige statistiek — over 1924 eene verkorte statistiek samen .te stellen.

In onderstaande statistiek is de opgave nopens de verbruikte materialen, vergeleken bij 1921 vereenvoudigd; de gegevens vermeld in staat I hebben n.1. niet meer betrekking op het totaalverbruik, doch zijn beperkt tot een 4-tal der voornaamste soorten materialen, benoodigd bij den aanleg, de uitbreiding of het onderhond der netten. Tot deze vereenvoudiging is in verband met het werk van min of meer beduidenden omvang verbonden aan tot verstrekken van juiste opgaven nopens alle overige verbruikte materialen, w.o. de geplaatste electrioiteitsmeters 1), besloten na ingewonnen advies van het Centraal Bureau der Vereeniging van Directeuren van Electriciteitsbedrijven.

In totaal zijn in de statistiek opgenomen 566 2) bedrijven (1921 — 488), n.1. 82 stroomopwekkingsbedrijven (1921 95), grootendeels tevens distributiebedrijven, met tezamen 86 electriciteitsfabrieken; 4 geleidingsnetten en 480 distributiebedrijven. Behalve aan afzonderlijk in de statistiek opgenomen distributiebedrijven, leverden 8 stroomopwekkingsbedrijven en 4 geleidingsnetten nog stroom aan 150 gemeenten. Deze gemeenten hadden aan bedoelde bedrijven concessie verleend of aan het stroom leverende bedrijf de exploitatie hunner netten opgedragen, de gegevens voor de statistiek zijn wederom door de betreffende stroomopwekkingsbedrijven of geleidingsnetten verstrekt.

Van de 82, deels provisorische stroomopwekkingsbedrijv-en, waren 1 staatsbedrijf (de fabrieken der staatsmijnen Emma en Wilhelmina), 5 provinciale bedrijven, 35 gemeen6 "^drijven, ^ Provinciale en gemeentelijke bedrijven, 23 coöperatieve vereen iffingm en lb particuliere bedrijven.

,,no,In de navolgende staten zijn opgenomen de gegevens omtrent 736 3) gemeenten (1921 — 634), waarin op 31 December 1922 stroom werd geleverd.

Het overzicht der machine-installatie op 31 Deoemiber 1922 (staat V) omvat de gegevens van 72 stroomopwekkingsbedrijven (met tezamen 76 eleotrieiteitsfabrieken). Van de 21 stroomopwekkingsbedrijven, wier fabrieken meer dan 1000 000 K.W.TJ. aan het net afgaven was liet opgesteld vermogen (excl. omvormers en gelijkrichters) ongeveer 402 057 Jl. W. (1921 — 357 283 K.W.), de som der maximale belastingen 236 291 K.W. (1921 — 213 075 K.W.), Bij de berekening van het totaal opgesteld vermogen is de arbeidsfactor (cos fie) wederom genomen op 0,8. ' '

10001)1 ,de Provincie Noord-Holland en in de provincie Utrecht werd te beginnen met 1922, resp. als gevolg van de oprichting der N.V. Provinciale en Gemeentelijke Electriciteitsmaatschappij (belangengemeenschap van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf NoordHolland en de gemeenten Amsterdam en Haarlem) en der N.V. Provinciaal en Gemeentelijk Utrechtsch Stroomleveringsbedrijf (belangengemeenschap van de Provinciaal Utrechtsche Eleetriciteits-Maatschappij en de gemeente Utrecht), de stroom door de belanghebbende bedrijven voor gezamenlijke rekening opgewekt.

Deze centralisatie bad tot gevolg, dat het aantal stroomopwekkingsbedrijven - met Tnnnnnn «^rioiteitsfabrieken - en met eene afgifte aan tot net van meer dan

1 000 000 K.W.U. (staat IX) in 1922, 2.1 bedroeg tegen 23 in 1921. Overigens heeft de wijziging van den aard van eenige bedrijven — de gemeentelijke electriciteitsbedrijven van Amsterdam, Haarlem en Utrecht werden toch zuivere distributiebedrijven — in eenige der navolgende staten, vergeleken bij 1921, aanzienlijke verschuiving in de gegevens tot gevolg had. Zoo toont b.v. staat III onder A — electrioiteitsfabrieken — een veel geringer aantal K.W.U. rechtstreeks verkocht aan verbruikers, doordat de rechtstreeksere verkoopen aan verbruikers o.m. van genoemde bedrijven thans voorkomen onder B, geleidingsnetten en distributieibedrij.v,en. Ook liet overzicht van den gelijkstroom in staat III geeft een ander beeld; bedoelde gemeenten toch hebben nog een aanzienlijk aantal K.W.U. draaistroom — door ©lectriciteitsfabrieken aan tot net afgegeven — omgevormd in gelijkstroom en aan verbruikers geleverd.

Het overleg met bovengenoemd Bureau der Vereeniging van Directeuren van Electriciteitsbedrijven heeft er ook toe geleid eene wijziging te brengen in de publicatie der &egevens, welke betrekking hebben op d© provincie Drenthe. Waren deze gegevens in de vorige statistieken, om de redenen vermeld in de statistiek «ver 1919, Hz." 169, ver-

i) Opgemerkt zij, dat de behoefte der gezamenlijke electriciteitsbedriiven aan meters nosf bii benadering te bepalen is uit de cijfers omtrent het aantal verbruikers aan wie op 31 December stroom over den meter geleverd wordt (staat XII).

. 2) Noord-Brabant 116, Gelderland 02, Zuid-Holland 48, Noord-Holland 90 .Zeeland ^4 Utrecht 4"? Friesland 45, Overijssel 42, Groningen 7, Drenthe 16 en Limburg 73 ' ' '

J!) Noord-Brabant 116, Gelderland 64, Zuid-Holland 119, Noord-Holland 108 Zeeland ">S TTtrecht 67, Friesland 36, Overijssel 43, Groningen 56, Drenthe 23, Limburg 81 ' '