12 965 312 tewerkgestelden d.i. een toename van 1,3 pCt. tegen 1,1 pCt. in Februari. Volgens de werklooaenstatistiek der vakvereenigingen waren bij de 40 berichtgevende organisaties met 3 638 957 leden 211987 werkloozen d.i. 5,8 pCt. (de vorige maand 7,3 pCt.). Het aantal werkloozen, aan wie steun werd verleend, bedroeg voor het geheele rijk op 15 Maart 514 576, 1 April 465 761, 15 April 394 292. Volgens de ma andstatistiek der arbeidsbeurzen steeg het aantal aanvragen van patroons van 533 477 op 624 669 d.i. met 17,1 pCt. (de vorige maand viel een stijging van 12,4 waar te nemen). Het aantal werkzoekenden daalde van 1463192 tot 1445 441, d.i. met 1,2 pCt. (in Februari met 1,9 pCt.). Het aantal plaatsingen nam met 15,3 pCt. toe n.1. van 430 047 tot 495 660.

Groot-Britannië. (Grande-Bretagne.) April 1925. x) Over het algemeen vertoonde de arbeidsmarkt weinig verandering. De toestand was goed in de wagenmakerijen en steenbakkerijen, voor de meeste geschoolde arbeiders in de bouwvakken, in de jutefabricage en in sommige takken der katoenindustrie. Er was matig werk in de houtzagerijen, de borstelmakerijen, de meubelindustrie, de tapijtweverijen en in sommige takken van de metaalnijverheid. Daarentegen was de toestand slecht in de wollen-textielfabricage, de kolenmijnen, de ijzer- en staalfabricage, de blikindustrie, de vervaardiging van stalen platen, de fabricage van marine- en andere zware machines en den scheepsbouw.

Het percentage der geheel werklooze leden van vakorganisaties bedroeg eind April 9,4, tegen 9,0 eind Maart en 7,5 eind April 1924.

Van de 11500 000 arbeiders, die onder de werkloosheidsverzekering vallen waren op 27 April 11,2 pCt. werkloos, op 23 Maart 11,4 pCt. en op 28 April 9,7 pCt. Bij de arbeidsbeurzen bedroeg het aantal ingeschreven werkzoekenden 1251000 (w.o. 948 000 mannen, 231000 vrouwen en de rest jeugdigen). Op 30 Maart j.1. bedroegen deze cijfers resp. 1 249 000, 959 000 en 228 000.

Uit de volgende cijfers, welke op inlichtingen van patroons berusten, vallen ten slotte gevolgtrekkingen te maken nopens het af- of toenemen der bedrijvigheid in eenige belangrijke takken van nijverheid.

Vermeerd. (+) of Vermeerd. (+) of Gemidd. aantal Vermeerd. (+) ol

vermind. (—) van vermind. (—) van arbeidsd. per vermind. (—) ver-

het aantal arbeiders het uitbetaalde loon Bedrijven. week en per geleken met

Bedreven. vergeleken met vergeleken met arbeider. Mrt. 192a Apr. 1924.

Mrt. 1925. Apr. 1924. Mrt. 1925. Apr. 1924. Apr. 1925. Dagen.

(pCt.) (pCt.) (pCt.) (pCt.) Kolenmijnen 5,28 + 0,08 — 0,4.,

Textielnijverheid: Ijzermijnen 5,49 - 0,07 - 0,g

Katoen +0,0 +8,9 +1,1 + 12,3 Leigroeven 5,85 0,0o

Wol . — 0,3 -f-0,3 — 3,3* — 6,2* Aantal in wer-

Sajet — 0,9 — 6,4 — 1,3* — 13,6* king zijnde

Schoenindustrie . . . + 0,1 +1,3 + 2,4 — 0,5 hoogovens en . .

Aardewerkindustrie + 0,8 + 4,2 + 1,3 + 3,9 fabrieken. Aantal.

Steenindustrie.... -f- 2,3 -+ 15,4 + 4,0 + 26,3* Ruwijzerindustrie. . . 158 — 11 — 36

; TT ~ Blikindustrie en ver-

Totaal . . . + 0,0 +1,8 -f" + 3,o* vaardiging van stalen -

platen 466 + 13 - 80

Aantal werktijden in pCt.

IJzer- en staalindustrie . — 1,3 — 11*3

Vereenigde Staten. (Etats-Unis.) De productie in de groote industrieën nam in Februari 2) af, doch bleef boven: den stand van een jaar geleden. Het door den Federal Reserve Board berekend indexcijfer der productie bleek 2 pCt. te zijn teruggeloopen. De dagelijksche productie van ijzer en staal was buitengewoon groot, die van koper overtrof alle dagelijksche opbrengsten sedert 1918. Er was een kleine achteruitgang merkbaar in de wolindustrie, een belangrijke vermindering viel waar te nemen in de productie van timmerhout, cement, steenkolen en ruwe petroleum. Het aantal vervaardigde automobielen steeg met 19 pCt. doch bleef nog 25 pCt. beneden de productie van Februari 1924. Het totaal aantal tewerkgestelden nam met 2 pCt. toe. Hiertoe droegen v.n.1. de volgende industrieën bij: de automobielnijverheid, de ijzer- en staalfabricage, het kleedingbedrijf. In de fabrieken van verpakkingsmateriaal en de cementindustrie viel echter een vermindering van het aantal werkkrachten waar te nemen. De rapporten van het Departement van Landbouw wezen op

* De loonstandaard is gewijzigd.

H Ministry of Labour Gazette van Mei 1925. 2) Federal Reserve Bulletin van April 1925.