b

Art. 7. Ons besluit van 19 Februari 1906 (Staatsblad no. 36), tot vaststelling van een algemeenen maatregel van bestuur ingevolge artikel 33, derde lid, der wet op de Kamers van arbeid, wordt ingetrokken.

Echter zullen overeenkomstig artikel 2 van het in het vorige lid genoemde besluit de over het jaar 1912 verzamelde inlichtingen betreffende bestaande vakorganisaties, bestaande arbeidsbeurzen en gedwongen winkelnering vóór 1 Februari 1913, en de over de maand December 1912 verzamelde inlichtingen betreffende den algemeenen toestand in de bedrijfstakken en den stand der arbeidsmarkt vóór 11 Januari 1913 opgezonden moeten worden.

Onze Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State."

Circulaire van den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel d.d. 16 Januari 1918, Afdeéling A, no. 80, betreffende de uitvoering van het K. B. van 20 December 1912 (Stbl. no. 437)

Het komt mij gewenscht voor de strekking van het Koninklijk besluit van 20 December 1912 (Staatsblad no. 437), waarbij met intrekking van het Koninklijk besluit van 19 Februari 1906 (Sfaatfs&Zad no. 36) een nieuwe algemeene maatregel van bestuur, als bedoeld bij het 3de lid van art. 33 der wet op de Kamers van arbeid, wordt vastgesteld, zoomede de strekking van het hiernevens gaande uittreksel uit mijne onder dagteekening en nummer dezer genomen beschikking, nader toe te lichten.

Het nieuwe besluit brengt in de onderwerpen, waaromtrent gegevens worden verlangd, geen verandering. Op een enkel punt wordt echter in den aard der inlichtingen eene wijziging gebracht en tevens wordt de periode, waarna sommige inlichtingen moeten worden verschaft, verlengd, terwijl de bedrijfstakken, waaromtrent bepaalde inlichtingen moeten worden verstrekt, beperking ondergaan en ook het tydstip, vóór het verstrijken waarvan inlichtingen moeten worden opgezonden, veranderd wordt.

Evenals in het vorige besluit wordt ook door artikel 5 van het nieuwe besluit aan den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel de bevoegdheid toegekend om in het belang van de eenvormigheid der inlichtingen nadere voorschriften te geven. De nadere voorschriften, die op grond van die bepaling door mij zijn vastgesteld, gaan, voor zooveel noodig voorzien van toelichtingen, hierbij. Waar het wellicht tot misverstand zou leiden, zoo in dit stuk niet werden vermeld de in art. 1 van het besluit genoemde onderwerpen, met betrekking tot welke geen nadere voorschriften worden vastgesteld, zijn ook die onderwerpen in de voorschriften opgenomen.

De wijziging in den aard der inlichtingen, die het nieuwe besluit brengt, betreft het loon en den arbeidsduur. Door het vroegere besluit werden gegevens verlangd aangaande den stand van het loon en van den arbeidsduur en op dien grond werd een algemeen overzicht betreffende standaardloon en gebruikelijkon arbeidsduur gevorderd, terwijl aan de Kamers werd aanbevolen daarnaast zuiver statistische gegevens omtrent loon en arbeidsduur in bepaalde ondernemingen te verzamelen (staten E en E1 of F of G). De ervaring heeft echter geleerd, dat het samenstellen van zulk een algemeen overzicht eigenaardige bezwaien met zich brengt, waardoor de daarin voorkomende gegevens niet aan betrouwbaarheid winnen. Daarom scheen het noodig het verzamelen van zuiver statistisch materiaal, wat loon en arbeidsduur betreft, verplicht te stellen. Aan deze verplichting zal zijn te voldoen door het invullen en opzenden van staten overeenkomstig het bij de nadere voorschriften vastgestelde model A en met inachtneming van de op de staten voorkomende gedrukte toelichting. Een aantal bij wijze van voorbeeld ingevulde staten zijn hiernevens gevoegd; zij kunnen tot model dienen, zoowel voor de Kamers van arbeid zelvi>, als voor hen, die haar de gegevens verstrekken.

De Uak der Kamers zal nu zijn de patroons of andere personen, die daartoe bevoegd geacht kunnen worden, tot invulling van de lijsten te bewegen, die ingevulde lijsten te controleeren en zoo noodig aanvulling, verbetering of toelichting te vragen.

Voorts zullen niet alle Kamers deze inlichtingen voor ondernemingen in alle door haar vertegenwoordigde bedrijfstakken behoeven te verstrekken, terwijl sommige Kamers in het geheel niet tot verstrekking ervan verplicht zullen zijn. Hoe ver de verplichting van elke Kamer in deze gaat, kan uit bovenbedoeld uittreksel blijken.

Het is uitteraard van veel gewicht, dat door de Kamers, die wel deze verplichting hebben na te komen, gegevens worden verkregen omtrent een zoo groot mogelijk aantal ondernemingen.

Deze inlichtingen zullen verder slechts om de twee jaar verzameld moeten worden. Voor eiken bedrijfstak is in de zooeven genoemde beschikking een tijdvak binnen de tweejaarlijksche periode aangewezen, waarover de in te zenden inlichtingen moeten loopen. Binnen een maand na afloop van dit tijdvak moeten zij worden ingezonden. De bedrijfstakken, waaromtrent deze inlichtingen worden verlangd, zijn zoodanig over de tweejarige periode verdeeld, dat de inlichtingen voor sommige bedrijfstakken steeds in de even jaren, voor andere steeds in de oneven jaren zullen moeten worden verzameld en opgezonden. Als tijdvak is genomen de termijn van de eerste 14 achtereenvolgende dagen van de maand, die met betrekking tot eiken bedrijfstak in de beschikking is aangewezen. Voor de bloembollenteelt zijn echter aangewezen de laatste zeven dagen van October en de eerste zeven dagen van November.

Mocht intusschen tengevolge van bijzondere omstandigheden het loon of de arbeidsduur in een bedrijfstak of beroe)) in het aangewezen tijdvak van den normalen toestand afwijken (b.v. wanneer tengevolge van feestdagen of tengevolge van de weersgesteldheid abnormaal weinig wordt gewerkt), dan zou een Kamer een ander, normaal, tijdvak kunnen kiezen, dat zoo dicht mogelijk bij het aangewezen tijdvak moet liggen. Hiervan geve de Kamer dan kennis aan den Directeur van het Centraal Bureau voor de Statistiek, binnen den tijd, waarin zij in normale omstandigheden de inlichtingen had moeten inzenden.

Indien eene Kamer van meening mocht zijn, dat in een aangewezen tijdvak het bedrijf in den regel niet op normale wijze wordt uitgeoefend, noodig ik haar uit mij daarmede ten spoedigste in kennis te stellen, opdat verandering in de aanwyzing van den termijn worde overwogen.

De inlichtingen omtrent den algemeenen toestand in de bedrijfstakken en den stand der arbeidsmarkt zullen voortaan voor het meerendeel om de drie maanden moeten worden opgezonden en moeten betreffen den toestand teger\ het einde van het kwartaal. Zooals in de nadere voorschriften is bepaald, zullen ook de belangrijke