Deze minimum-loonen zullen niet gelden voor:

a. sigaren, waarvan de détailverkoopprijs boven de f 30,— por 1 000 bedraagt;

b. sigaren in modellen, afwijkende van de gewone modellen;

c. sigaren, waarvan de lengte (nat) meer bedraagt dan 115 m.M.

Voor sigaren, waarvan de détailverkoopprijzen ijemiddeld f40,— en f 50,— per 1000 bedragen, znllen deze minimum-loonen verhoogd worden met f 0,50 voor de eerstgenoemde en met f 1,— per 1 000 voor de laatstgenoemde soort.

De loonen voor modellen langer dan 115 m.M. zullen (onverminderd hunne verhooging ter wille van den détailverkoopprijs) worden verhoogd met f0,25 per 1 000 voor elke 5 m.M. of gedeelten daarvan, die deze sigaren langer zijn dan 115 m.M.

Bestaande loonen zullen onder geen omstandigheden kunnen worden verlaagd.

In alle gevallen, waariu deze loonregeling niet voorziet, zal de looncommissie in overleg met partijen een beslissing nemen, waarvan bij de vergadering dezer vereeuiging hooier beroep bestaat.

2o. Iudien in de toekomst blijkt, dat over het geheele land -— en met inachtneming van de onderlinge verschillen van f 0,25 per 1 000 sigaren in de minimum-loonen der vijf loonklasseu de minimum-loonen zullen zijn gestegen, de loonen te verh^ogen in verband met de door de werkliedenverecnigingen geaccepteerde uieuwe loonregeling en dan nog in onderlinge verhouding tot de loonklassen, zoowel iu het Zuiden als in het Noorden, evenwel zóó, dat het verschil tusschen het laagste minimum iu den lande en het Amsterdamsche minimum zal bedragen f 1, ■ per 1 000 sigaren loon en met die beperking, dat het miuimum-loon niet meer zal bedragen dan het in het Gemeenschappelijk Program der werklieden verlangde hoogste minimum.

Te 's-Hertogenbosch werd aanvankelijk, tegen het advies der Hoofdbesturen in, het werk op 11 November neergelegd.

Het aantal stakers, allen mannen, bedroeg 882 (bij 8 ondernemingen); 62 van hen waren jonger dan 16 jaar; 872 stakers waren georganiseerd. Het aantal werklieden, dat, niet tot de stakers behoorende, tengevolge van het geschil werkloos werd, bedroeg + 470 (w. o. ± 400 hulpen der sigarenmakers). Slechts enkelen van dezen waren georganiseerd. Aan het werk bleven + 80 personen, allen ongeorganiseerd.

Nadat het werk was neergelegd, werd door de patroonsvereenigingen een nieuwe loonregeling samengesteld en voorgesteld, het geschil aan arbitrage te onderwerpen, indien met deze loonregeling geen genoegen werd genomen. Deze voorstellen werden toen door de arbeiders echter niet aanvaard.

Op eene daarna te Utrecht door de 4 werkliedenorganisaties gehouden vergadering werd opnieuw over de voorstellen der patroons gesproken en verklaarden de R.-K. en de Chr. arbeidersorganisaties de arbitrage te zullen aanvaarden. Hoewel de beide andere vereenigingen hiermede aanvankelijk niet instemden, werd later besloten den patroons voor te stellen het gemeenschappelijk program aan arbitrage te onderwerpen. Dit voorstel werd door de patroons aanvaard.

Op 26 November werd het werk, voorzoover dit toen mogelijk was, hervat.

Aan de werklieden zou een toeslag van 5 pCt. op het loon worden gegeven, zoolang de nieuwe loonregeling nog niet was ingevoerd. Voor de stakers gingen in totaal ± 10 600 arbeidsdagen verloren.

Ook te Rotterdam, Dordrecht en Gorinchem werd ter invoering van het program yan arbeidsvoorwaarden het werk op 20 Januari 1913 neergelegd bij 29 ondernemingen. Het aantal stakers bedroeg volgens opgave der werklieden 474 volgens opgave van de patroons 431. Allen waren mannen van 16 jaar of ouder; 424 van hen waren georganiseerd.

De staking in deze gemeenten duurt nog voort en had tot gevolg dat in een groot aantal plaatsen des lands de daar werkzame leden van de bij het geschil betrokken werkliedenorganisaties werden uitgesloten.

Broodprijzen.

(Prix du pain.)

De thans gepubliceerde statistiek der broodprijzen over het 2e halfjaar van 1912 is een voortzetting van die, welke voorkomt op blz. 510 en vlg. van de 8e aflevering van den vorigen jaargang.

Uit den volgenden staat, welke een overzicht geeft van den loop der gemiddelde broodprijzen sedert 1 Juli 1903, blijkt dat niettegenstaande de daling der graanprijzen (zie de cijfers op blz. XXXIX) 1 K.G. van elk der in het hoofd van