fabriek van stamp- en perswerken kon ± 50 arbeiders meer aannemen, maar heeft voorheen wel met ruim tweemaal zooveel arbeiders gewerkt als thans. Evenzoo bleef de personeelsterkte nog- sterk ten achter bij die van vol bedrijf in een plaatwellerij en fabriek van: ij z e r e n buizen, waar de slapte in dit kwartaal niet noemenswaard is verminderd. Waar de aanvoer van zinkertsen nog: steeds onzeker was, bleef de zink fabricage werken met 13 van de 20 ovens. Het aantal arbeiders bedroeg ± 50 meer dan aan het eind van Maart, doch bleef nog ± 225 beneden dat bij volle productie. In het instrumentmakersbedrijf had slapte nog zeer de overhand. Een der weinige ondernemingen, welke op toegenomen bedrijvigheid kon wijzen, schreef dit toe aan opheffing van eenige andere fabrieken, terwijl waarschijnlijk ook hoogere prijzen en lange levertijden in Duitschland mede van invloed waren. Voor de vliegt ui gen fabricage bleven' de omstandigheden zoodanig, dat het in den laatsten tijd zeer uitgebreide personeel op vrijwel gelijke sterkte kon worden gehouden. Hoewel voor de r ij w i e 1 i n d u s t r i e valt te wijzen op den veel verminderden invoer uit Duitschland, achtte men den toestand over het algemeen toch niet bevredigend. Deels had men te kampen met onvoldoenden omzet (een dezer fabrieken ontsloeg ± 25 arbeiders), anderdeels klaagde men er over dat de afzet slechts op peil was te houden door scherp concurreerende prijzen. Daarbij werd o.a. gewezen op het oütstaan van vele dwergbedrijfjes, welke goedkoop leveren aan firma's die vroeger zelf fabriceerden of van fabrieken betrokken. Enkele ingekomen verslagen over de fabricage v a n motor rijwielen' noemden den toestand slecht (buitenlandsche concurrentie en belemmering van den export door hooge invoerrechten elders). Ondanks grooten invoer van complete auto's valt voor een fabriek van automobielen eenige opleving (o.a. ± 20 arbeiders aangenomen) te boeken en hadden verschillende carro:ssei-ief abrieken niet over gebrek aan werk te klagen. Gedeeltelijk bleek ook nu weder de gunstige invloed van het snel gegroeide autobUsverkeer. Echter waren er andere carrosseriefaibrieken1, waar de gang van zaken onbevredigend was, vooral wat luxe-werk en nieuwbouw betreft. Uit de ten dienste staande gegevens nopens de fabricage van spoo;r- en tramwagens valt af te leiden, dat er ten opzichte van het vorige jaar eenige verbetering is gekomen, maar tevens dat deze bedrijfstak nog steeds onder den druk staat van buitenlandsehe concurrentie en bezuiniging doOr de; betrokken maatschappijen. Intusschen bracht het afloopen van de leveringstermijnen van sommige orders gedeeltelijk een zekere bedrijvigheid, Ook blijkende uit het aannemen van' wat meer personeel. Wat de gloeilampenindustrie betreft valt te wijzen op min of meer inkrimping, niet alleen als gevolg van! de gewone seizoenslapte, doch ook als terugslag van buitenlandsehe concurrentie. Een fabriek van fittings voor gloeilampen rapporteerde nog geen slapte en eenzelfde personeelsterkte als in het vorige kwartaal. Blijkens een verslag over de fabricage van e 1 e ctrische draad en kabels is de toestand er niet op verbeterd; een der oorzaken hiervan is dat de Duitsche fabrieken goedkooper leveren. Ook de mededeelingen over de fabricage van elektrische werktuigen en toestellen luidden nog overwegend ongunstig, maar ondanks de schaarschte van voldoende loonende orders is toch wel hier en daar eenige opleving voorgekomen. Voor het bedrijf van electrische installateurs zijn de omstandigheden, in het algemeen gesproken, niet veel veranderd, zoodat men bleef wijzen op het, vooral in de groote steden, te talrijk aantal werkkrachten (resp. installatie-bureaux) voor de tegenwoordige behoefte.

Door drukte in enkele afdeelingen is de personeelsterkte bij de artillerie-inrichtingen aan de Henlbrug sedert het vorige kwartaal met ± 150 man toegenomen (eind Juni 1370 man). Bij de R ij k s c o n s t r u c t i ewerkplaatsen te Delft is het personeel, na de vroegere inkrimping, in dit kwartaal vrijwel stabiel gebleven (± 140 man).

Voor zoover omtrent de goud- en zilverindustrie rapporten konden worden verkregen, blijkt daaruit dat slapte over het algemeen nog steeds troef was. In een fabriek van medailles waren in verband met een groote ordeleen paar hulpkrachten noodig maar overigens constateerde men in het gunstigste geval slechts een kalmen gang van zaken. Waar in den loop der nu reeds langen tijd durende malaise verschillende werklieden elders een heenkomen hebben gezocht, uitte de slapte zich minder door werkloosheid dan anders het geval zou zijn geweest.