Als oorzaken, die daartoe hebben medegewerkt, worden genoemd de woning- en levensmiddelennood, de inflatie en de crises, die een vlucht in „Realwerte” ten gevolge hadden, de meer tegemoet komende houding der autoriteiten en andererzijds de aaneensluiting van Siedler tot belangenorganisaties. Van niet minder beteekenis is de factor, die in stedebouwkundig opzicht steeds grooten invloed uitoefent, n.l. de toeneming en verbetering der verkeersmiddelen. Tenslotte heeft de reclame ook een woordje meegesproken. _ |

Kenmerkend ■ voor de ,jsiedlungsstellen” („Plaatsjes” zouden wij kunnen zeggen, om den term van onze Landarbeiderswet te gebruiken), die tot de Stadtrandsiedlung worden gerekend, is, dat zij ongeveer 600-5000 oppervlakte hebben, geschikt zijn om als nevenbednjf te dienen voor de stedelijke bevolking en tevens gelegenheid bieden om er hetzij direct, hetzij in de naaste toekomst, een duurzame woongelegenheid te bouwen* In den regel is de bewoner eigenaar van den grond of wordt dit mettertijd. De bevolking is economisch afhankelijk van de groote stad, d.w.Z. vindt daar haar hoofdbestaan. Zij behoort in hoofdzaak tot den middenstand en den arbeidersstand en wordt kwalitatief als zeer goed materiaal beschouwd.^

In verband tnet den grooten omvang, dien de iedlungsbeweging heeft genomen het aantal kavels (Parzeilen) der Stadtrandsiedlung van Groot-Berlijn bedroeg in den zomer van 1932 rond 120.000 rijst de vraag hoe men aan den benoodigden grond komt. De ongunstige tijdsomstandigheden hebben dit probleem zeer vereenvoudigd, daar de nood van den landbouw en de belastingdruk de grondbezitters tot verkoop genegen maken, waarbij zij bovendien een zekere winst konden behalen. J

Wat de stedebouwkundige zijde betreft, ligt het voor de hand dat de overheid bepaalde eischen te dien aanzien moest gaan stellen, toen bleek dat de vrijheid op dit gebied tot een volkomen chaos leidde. In verschillende streken zijn verplichtingen vastgesteld, die o.a. de volgende voorschriften bevatten. Een Siedlungsplan moet worden opgemaakt, de ondernemer moet zich verplichten kosteloos grond voor straten, pleinen en speelterreinen, eventueel ook voor school' en kerkenbouw af te terwijl de verkoop der Parzellen zónegewijs moet geschieden. Een bizondere constructie is gevonden ten behoeve van den stratenaanleg. Deze geschiedt veelal met behulp van z.g. Strassenbaukassen of Pflasterkassen. Dit zijn vereenigingen van grondbezitters van een bepaald gebied, die uit maandelijksche betalingen een fonds vormen, waaruit geleidelijk de straten kunnen worden aangelegd. Daartegenover verleent de gemeente toestemming reeds vóór den definitieven aanleg tot den woningbouw over te gaan.

Noemen wij tenslotte de voornaamste voor- en nadeelen der Stadtrandsiedlung van Groot-Berlijn, zooals deze door de schrijvers tegenover elkaar worden gesteld. Aan de positieve zijde van deze balans verschijnen: verbetering van den gezondheidstoestand, versterking van het zelfstandigheidsgevoel, van den zin voor eigendom, van het „Heimatgefühl”, vreugde in den eigen scheppenden arbeid. Economische waarde ontstaat door spaarzaamheid, de opbrengst van den grond, een zekere mate van vorming en het grondbezit. Uiterst belangrijk is de bestrijding der werkeloosheid langs dezen weg, evenzeer als die van den woningnood. Politieke voordeelen worden gezien in de bevordering van den gemeenschapszin en het vormen van een weerstand tegen de massasuggestie der groote stad. Of uit bevolkings-politiek oogpunt ook van voordeel mag worden gesproken, n.l. de door schrijvers verwachte toeneming van het geboortecijfer, is voor bestrijding vatbaar. Hetzelfde kan gezegd worden van de grootere bescherming, die een verspreid wonende bevolking biedt bij een luchtoorlog, vergeleken met de bewoners van huurkazernes. Theoretisch is dit juist, in de praktijk van een eventueelen volgenden oorlog zal hieraan weinig waarde kunnen worden toegekend.

Als principiëele bezwaren worden aangevoerd de onzekerheid ten aanzien van de vraag of voor de Siedlungs-

bevolking voldoende arbeid beschikbaar zal blijven. Zoo neen, dan zou kapitaalinvesteering in de verkeerde richting hebben plaats gehad. De kosten van bestuur verlichting, bewaking, enz. nemen belangrijk toe. De harmonische stedebouwkundige ontwikkeling van de stad wordt verstoord. Het natuurschoon wordt aangetast. De eigendom van den Siedler bindt hem te veel in den economischen strijd en zijn belangstelling voor de publieke en cultureele zaken vermindert, omdat zijn arbeid hem te zeer in beslag neemt.

Voorts zijn er bezwaren tegen de wijze van uitvoering der plannen, b.v. onsystematisch te werk gaan, ongeschikte plaatsen uitkiezen, benadeeling van onwetende koopers door te gunstige voorspiegelingen; ook gaan sommige Siedler boven hun financiëele draagkracht uit, enz.

De aangegeven voor- en nadeelen laten zich moeilijk tegen elkaar afwegen, doch schrijvers, die zich ook op het standpunt stellen dat het groote-stads probleem alleen op te lossen is door vér-gaande decentralisatie, achten bestrijding of voorkoming der nadeelen mogelijk en komen dus tot de conclusie dat de Gross-Berliner Stadtrandsiedlung principieel moet worden bevorderd en gesteund, maar ook verbeterd. g

OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN NEDERLAND

Bouwbedrijf, No. 20, 6 October 1933. Eenige wijzigingen in de Amsterdamsche bouwverordening, door Ir. M. E. H. Tjaden. In afwachting van de in voorbereiding zijnde radicale omwerking der Amsterdamsche bouwverordening, zijn in den laatsten tijd enkele belangrijke veranderingen en aanvullingen aangebracht, welke urgent waren. Zij betreffen de doucheruimte in iedere woning, zwaardere eischen voor winkelwoningen en het openen van de mogelijkheid voor bergruimte op den beganen grond onder de daarboven gelegen woningen. Schrijver licht deze veranderingen nader toe. Met afbb.

Bouwkundig Weekblad Architectura, No. 43, 28 Oct. 1933. Dit nummer is gewijd aan de stad Utrecht. In een inleidend artikel, getiteld „Utrecht, let op u saeckl”, wordt de stedebouwkundige ontwikkeling der stad besproken. De gemeente is te eng begrensd. Onmiddellijk buiten deze grenzen geschieden allerlei dingen, die indruischen tegen de huidige opvattingen op stedebouwkundig gebied. De gemeente staat er machteloos tegenover. Gebiedsvergrooting door middel van een annexatie is dringend noodzakelijk. De nieuwe partiëele uitbreidingsplannen „Pylsweert” en „Kromme Rijn” worden vluchtig besproken. Zij bezitten ongetwijfeld verdiensten, maar wekken den indruk minder te zijn een gegeven met waarborgen van een weloverwogen studie van de mogelijkheid eener gezonde bebouwing, dan dikwijls een meer of minder toevallige traceering van straatjes en pleintjes. Daarbij mist men bebouwingsvoorschriften en weloverwogen voor- en achtergevelrooilijnen, waarin bedoelde waarborgen zouden zijn uitgedrukt. Deze voorschriften zouden tevens nader moeten bepalen de bebouwingsdichtheid, het karakter en de hoogte, de wijze van afdekking, het onderling verband van de bebouwing, de keuze tusschen open of gesloten bouwblokken en de woninggrootte. Achteraf kan men dit moeilijk regelen.

Het nummer bevat een groot aantal foto's, aan de hand waarvan de redactie tracht aan te toonen wat in het stadsbeeld aanvaardbaar is en wat geweerd had moeten worden.

Gemeentebedrijf en Administratie, No. 20, 20 Oct. i933- Administratie van bouwvereenigingen (slot), door W. M. A. van Kessel. De schrijver bespreekt de afschrijving op gebouwen en terreinen wegens waardevermindering. De huidige methode om evenveel af te schrijven als men aflost.