Een andere eigenaardigheid van dit plan zijn wel de wijken met z.g. gemengde bebouwing; d.w.z. een menging van woonhuizen met kleine industrieën, neringen, werkplaats en, garages, enz. Meer en meer wordt in de uitbreidingsplannen aandacht gevraagd voor bestemmingen naast de eigenlijke volkshuisvesting. In de steden bestaat een stadsnijverheid, die in strijd met wat men wel zou wenschen, juist gebonden is aan de ligging in of bij het hart der stad, bijv. drukkerijen van dagbladen. In de groote steden is dit wel duidelijk na te gaan; in kleinere steden wordt het vraagstuk minder scherp, in dorpen vloeien neringen en woningen meer dooreen. Nu heeft de ontwerper in Nijmegen een m.i. gelukkige poging gedaan ook voor steden van deze grootte een duidelijke oplossing aan dit vraagstuk te geven in de gemengde bestemming. Op zichzelf is deze bestemming niets nieuws; maar nieuw is de plaats waar de ontwerper ze toepast, niet aan buitenkanten der wijk, of in minder aantrekkelijke deelen; neen, juist in het hart van de wijk wordt deze bestemming gelegd. Het betreft hier uiteraard geen villawijken of wijken voor den welgestelden middenstand; maar de eenige westelijke wijken voor de burgers met kleine inkomens, die uiteraard wat minder eischen stellen aan de ruimte bij en om hun woningen, en die bij dergelijke neringen en bedrijfjes eerder persoonlijk zijn betrokken. Daar is de gedachte, deze telkens in een centrum bijeen te brengen, zeker logisch.

Ik hoor dat de bouwers misbruik maken van deze bestemming en omdat bovenwoningen zijn toegelaten boven de bedrijven, nu eenvoudig aan deze straten boven- en benedenwoningen bouwen zonder meer. Maar dit zou toch wel kunnen worden gekeerd en tast de grondgedachte niet aan. Toch schuilt er nog wel een ander bezwaar in de plaatsing: hoe zal de weerslag zijn op de aantrekkelijkheid der woonwijk in het algemeen? Moet of mag men zich deze wijk-kernen van bedrijven als een levendig middelpunt denken of zijn het juist storende elementen die de kern beletten tot een middelpunt van saamhoorigheid uit te groeien?

Als voorbeeld van verkavelingsdetail is een plan afgebeeld voor het Galgeveld. Hierop zijn niet alleen de straten en de rooilijnen, maar ook de wijze waarop de bebouwing is gedacht, nader verantwoord. De vaststelling hiervan geschiedt echter in de bebouwingsvoorschriften; alleen blijft hier nog wel eens iets te wenschen over, en mogen we blij zijn, als de hoofdbedoelingen gered worden uit de zee van moeilijke en ingewikkelde omschrijvingen. We kunnen ons troosten met de gedachte, dat deze hoofdbedoelingen zullen dóórwerken op den duur, en dat de goede stedebouwer, die nu vaak een %ttde.dwinger schijnt, toch gelijk krijgt, ook in de praktijk.

Moet ik er nog op wijzen, hoe de eenvoudige en schijn-