verdeeling van de bemoeiingen denkt hij zich aldus dat aan de gemeenten zooveel mogelijk wordt toevertrouwd. De ..counties zouden bestemmingsplannen en zóne-verordeningen moeten vaststellen, die aan die plannen rechtskracht geven, waarbij de mogelijkheid moet bestaan degenen, wier gronden voor andere doeleinden gebruikt worden dan met de bepalingen overeenstemt, naar elders te verplaatsen. Aan de staten zou opgedragen moeten worden om in groote lijnen de gebieden aan te wijzen, die voor bepaald gebruik geschikt zijn en minimum-bepalingen vast te stellen wat betreft bodemgebruik, bevolkingsdichtheid e.d. Plannen van de Federale regeering zouden in den gedacbtengang van scbr. slechts een adviseerend karakter hebben, behoudens met betrekking tot onderwerpen, die vanouds tot baar domein bebooren.

Boekbespreking

H. J. Langman, Het in Eigendom verkrijgen van Woningen door Arbeiders

Uitgave N. Samsom N.V., Alpben a. d. Rijn; Prijs f 0.50. In een betrekkelijk kort bestek (31 blz.) houdt de Heer Langman een pleidooi ten behoeve van de eigen woning. Hij gaat hierbij uit van bet, in ieder geval in theorie, wel algemeen aanvaarde beginsel, dat wil men een persoon aan de bestaande maatschappij binden, wel de beste methode hiertoe is, hem bij bet voortbestaan van deze maatschappij een zeker belang te verzekeren. Uiteraard kan dit langs verschillende wegen gebeuren, doch de beste van deze is de eigen woning.

Als men voor den niet-bezitter, voor den persoon, die ook wel nooit bezitter worden zal, de mogelijkheid opent om, zij het nog in de verre toekomst, zich iets eigens te verzekeren, dan doet men niet alleen een sociaal werk ten behoeve van den geholpene en diens gezin, doch dan legt men tevens een balk onder het bouwsel der huidige maatschappij. En toch wel niemand zal ontkennen, dat deze maatschappij van zoo vele zijden en op zoo verschillende wijzen wordt aangevallen, dat zij heusch wel wat extra steun van noode heeft. .* i . .

Afgescheiden nu van het algemeen belang, dat aan dit soort woningpolitiek verbonden is, is er ook voor het te helpen individu op zich zelf beschouwd, zoo véél aan gelegen, dat ook al is men de huidige maatschappij niet zoo gunstig gezind, desondanks een ieder, als hij maar sociaal voelend is, met belangstelling en waardeering van dit werkje zal kennis nemen.

De schrijver begint met een korte uiteenzetting van bet woningvraagstuk, geeft een overzicht van de mogelijkheden, die de Woningwet, bet Woningbesluit en de verschillende ministerieele circulaires ter zake brengen, doet dan verder nog een kort uitstapje naar bet buitenland, meer in bet bizonder naar de drie ons omringende groote landen en komt dan ten slotte tot bet hem bet meest interesseerende vraagstuk: de verkrijging van een eigen woning door den niet-bezitter, door den man, die geen kans ziet om voor en al eer bij tot bet stichten van een eigen gezin overgaat, zoo veel over te sparen, dat bij bij bet stichten van een eigen tehuis een tien a twintig procent op tafel kan leggen van de totale som benoodigd voor den aankoop van voldoenden grond en den bouw van een eigen woning.

Haast van zelf sprekend komt hij dan tot het bepleiten van de voordeelen, die het huurkoop-systeem biedt. Uiteraard wordt hierbij niet uit het oog verloren, dat ook aan dit systeem, zooals trouwens aan welk menschelijk bedenksel ook, nadeelen kleven. De bewegelijkheid van den arbeider wordt min of meer aan banden gelegd; de mogelijkheid om zich al sparende een eigen woning te verwerven komt eerst op vrij laten leeftijd; wat moet er geschieden als het hoofd van het gezin komt te vallen? enz. enz. Ook wordt gewezen op het niet slagen van dit systeem ten aanzien van huizen, die in den duren tijd gebouwd, thans zooveel minder waard zijn, dat zij voor den eigenaar dan wel voor de overheid stroppen zijn geworden.

Desondanks meent hij gerechtigd te zijn de vlag te blijven doen wapperen, daar hoe groot ook de bezwaren mogen zijn, de voordeelen voor den nog aan den grond gehechten plattelander, die practisch gesproken zijn geboortedorp nooit zal verlaten, dusdanig groot zijn, dat men als overheid, want deze is de eenige, die ter oorzake van haar sociale roeping, zich met dit systeem in zal laten

volkomen verantwoord is, wanneer men een zekere hoeveelheid overheidsgeld min of meer speculatief helegt.

Uiteraard weet ook de schrijver dat bet systeem niet voor alle gevallen geldt en al evenzeer, dat men bet niet onder alle omstandigheden en bij iedere prijsverhouding kan toepassen. Doch als men bij bet toepassen dezer regeling zich beperkt tot betrekkelijk jonge gezinnen, waar man en vrouw krachtige, goedwillende en hardwerkende lieden zijn, als men voorts gebruik maakt van de thans beerscbende betrekkelijk lage bouwkosten, dan is bet mogelijk om een type één-gezins-woningen te leveren, dat naar alle waarschijnlijkheid zijn geld op zal brengen en op betrekkelijk korten termijn, stel 25 a 30 jaar, bet eigendom kan worden van den, ook slechts een bescheiden loon verdienenden, arbeider. Ik moge de hoop uitspreken, dat bet werkje veel zal worden gelezen en menig sociaal voelend gemeentebestuur na bet lezen ervan zich gedrongen zal gevoelen een proef met bet buurkoopsysteem voor arbeiderswoningen te nemen.

Bn.

F. Koster, Natuurbescherming in Nederland

Uitgave Erven F. Bobn N.V., Haarlem. Prijs f 1.90 geb.

De sedert bet begin onzer eeuw gewekte belangstelling voor de natuurbescherming, die baar eerste belangrijke uiting vond in bet veilig stellen van bet vooral in biologisch opzicht zoo belangrijke Naardermeer en ongeveer tegelijker tijd in de oprichting der Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten, is in steeds sterker mate gegroeid. Inzonderheid de laatste jaren is de beweging voor bet behoud van ons natuurschoon in kracht toegenomen. Dit moet worden beschouwd als een reactie op bet feit, dat, ten gevolge van de toeneming der bevolking en de bestrijding der werkloosheid, allerlei maatregelen werden genomen, die sterk in bet landscbap ingrepen en veelvuldig oorzaak waren van vervlakking en ontluistering daarvan. Nu is onlangs bet plan-Westboff verschenen, waarin met kracht op bet in versneld tempo uitvoeren van cultuurtechnische werken wordt aangedrongen. Dientengevolge gevoelt een groot deel van ons volk nog in veel sterker mate de noodzakelijkheid, voor bet behoud van bet natuurschoon op de bres te staan. In deze periode van booge spanning, dus juist op bet goede oogenblik, is bovenvermeld boekje verschenen, voorzien van een pakkend inleidend woord van Dr. Jac. P. Tbijsse. In dit werkje onderzoekt de schrijver de oorzaken der aantasting van bet natuurschoon, terwijl bij tevens nagaat, wat er tot nu toe is gedaan, om dit euvel te voorkomen, en wat z.i. in de toekomst zal moeten gebeuren om bet tot zoo gering mogelijke afmetingen terug te dringen.

Het prettig en duidelijk geschreven boekje bevat een overtuigend pleidooi voor het behoud van het natuurschoon; daarbij streeft de schrijver naar de noodige objectiviteit en blijkt hij begrip te hebben van de eischen, welke ook de landbouw, het verkeer en de industrie moeten stellen. ~Door juiste waardeering van de moeilijkheden en ~belangen aan beide zijden moeten de mogelijkheden gevonden wor„den voor het noodzakelijke overleg, voor de noodzakelijke coördi,.natie der belangen.” Aldus schrijft de heer Koster op blz. 155; hieruit blijkt wel, dat hij wars is van eenzijdigheid.

De schrijver vermeldt ■— om slechts enkele grepen uit den rijken inhoud te doen in zijn boekje, hetgeen de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten en het Staatsboschbeheer, alsmede de z.g. provinciale ~Landschappen” e.a. organisaties hebben verricht om terreinen ongerept te bewaren. Hij behandelt de bestaande wetten, voor zoover ze bepalingen bevatten ten behoeve der natuurbescherming, zooals de Boschwet 1922, de Natuurschoonwet 1928 en de Woningwet. Ook wijdt hij beschouwingen aan de belangen der volksgezondheid, die met het behoud van groote natuurruimten gemoeid zijn en bespreekt de nadeelige gevolgen voor de wilde flora van wateronttrekking aan den bodem ten behoeve van drinkwatervoorziening, inzonderheid wat de duinen betreft. Blijkbaar is het in 1933 bij de Landsdrukkerij verschenen, op een uitvoerig onderzoek van een door de Regeering benoemde Commissie van deskundigen gegrond rapport ~Wateronttrekking aan de Veluwe" hem niet bekend. Dit zeer gedocumenteerde verslag handelt over de eventueele gevolgen van een gelukkig opgegeven plan der gemeente Amsterdam om 100.000 m'* water per etmaal aan de Veluwe te onttrekken. Daarbij bleek 0.m., dat de daling van het phreatisch oppervlak voor de omgeving van het biddeler Meer ongeveer 3,25 m zou bedragen, hetgeen, gelijk de Commissie vermeldt, ~een in hooge mate te betreuren verlies aan natuurschoon zou beteekenen.” Overigens moet men groote bewondering hebben voor de literatuurkennis van den schrijver.