bouwd. Voor deze 6000 woningen met gemiddeld een inhoud van 230 a 235 m'* tegen een bouwprijs van f. 12.50 per m“ zou dan een bedrag van millioen gulden per jaar aan Rijksvoorschotten noodig zijn. De resteerende 160 millioen moeten dan door de particuliere geldmarkt worden geleverd.

In de kleinere gemeenten wordt grootendeels met eigen kapitaal gebouwd. In de grootere steden, waar in hoofdzaak op speculatie wordt gebouwd, spelen tijdens den bouw de credietbanken en na den bouw de hypotheekbanken de voornaamste rol als kapitaalverschaffers. De laatste jaren voor den oorlog zijn ook levensverzekeringsmaatschappijen, spaarkassen e.d. als geldgevers opgetreden, niet alleen door middel van hypotheken, maar ook werden door deze maatschappijen woningen gekocht om het beleggingsrisico te verdeelen. Na de hypotheekregelingen van het Rijk besproken te hebben, komt schr. tot de conclusie, dat de genoemde 160 millioen gulden bijeengebracht zal moeten worden door hypotheekbanken, levensverzekeringsmaatschappijen, credietbanken, spaarkassen en verdere particuliere beleggingen, met als aanvulling de hypotheekregeling van het Rijk.

Weekblad voor Gemeentebelangen, No. 41, 10 October 1941

Saneering van „Oud Nijmegen” door Dr. Mr. J. B. Sens. Schr geeft een kort overzicht over de totstandkoming van het aan onze lezers bekende plan voor oud-Nijmegen, „het groene balcon", van het architectenbureau Granpré Molière, Verhagen en Kok, en behandelt dan meer in het bizonder de vraag hoe aan dit plan rechtskracht kon worden gegeven. Aankoop der perceelen is afhankelijk van de medewerking der eigenaren. Woningverbetering en onbewoonbaarverklaring overeenkomstig de Woningwet werken slechts incidenteel. Onteigening kon niet overal toegepast worden, waar perceelen moesten verdwijnen, terwijl de wijze van opbouw hierdoor niet wordt bepaald. Een partieel uitbreidingsplan voor de binnenstad zou zeker volgens de jurisprudentie niet worden aanvaard. Het ontwikkelingsplan van het wetsontwerp der Staatscommissie ais het in de wet was opgenomen, uitkomst hebben gegeven. De gemeente had dan eerst een plan tot ontruiming van oppervlakten vastgesteld op grond van art. 249 van het wetsontwerp, al is de wjze van vaststelling hiervan niet in het ontwerp geregeld Nu heeft men zijn toevlucht moeten nemen tot een combinatie van rechtsmiddelen, namelijk rooilijnen, bouwverboden en voorschriften ex art. 43 der Woningwet, Er is een plan met de noodzakelijke bouwverboden opgesteld, een met de noodzakelijke rooilijnen en een verordening ingevolge art, 43. Slechts vier bezwaren zijn tegen een en ander ingebracht. De burgemeester kan thans tot vaststelling overgaan. Ook de Wegenwet moest bij de voorbereiding te pas komen, aangezien bestaande straten aan het verkeer onttrokken moesten worden.

Vervolgens behandelt schr. de financiering van de uitvoering van het plan. Een rentedragend voorschot van ten hoogste f. 838.000 en een jaarlijksche bijdrage uit ’s Rijks kas van ten hoogste de helft der annuïteit werden eind April toegekend.

België

De Architect, No. 6j7, Juni-Juli 1941

Dit tijdschrift, waarvan wij voor het eerst een nummer ontvingen, is het officieel orgaan van de Kon. Federatie van Architectenvereenigingen (Vlaamsche groep), De officieele mededeelingen nemen de grootste plaats in. Van belarïg voor den stedebouwkundigen lezer is de bekendmaking van een aantal gemeenten, aan welke de verplichting is opgelegd tot het opmaken van een „algemeen inrichtingsplan voor hun grondgebied en een of meer ~bijzondere inrichtingsplannen’ voor de aaneengebouwde gedeelten. Over de nieuwe wettelijke regeling van deze materie in België hebben wij elders in dit nummer iets opgenomen.

Reconstruction, No. 8, Augustus 1941

Wij ontvingen thans gelijktijdig eenige nummers van dit orgaan van den wederopbouw in België. Wegens ruimtegebrek moeten wij met iet resumeeren van de beide laatste afleveringen volstaan. Nécessité de la Planologie, Interview de M. le Professeur Raphaël Verwilghen. Een vraaggesprek, waarin Verwilghen een vergelijking iftaakt tusschen de stedebouwkundige wetgeving in Nederland, in

het hizonder na de jongste uitbreiding met betrekking tot het Nationale Plan, en die in België. Met kaartjes, o.a. één weergevende de planologische indeeling van België.

Taches de l'urbanisme et de l’architecture. Sauvegarde de nos Paysages. door Emile Henvaux. Schr. klaagt over de vernieling van het landschap. Hij verwacht uitkomst van het optreden van den stedebouwkundige. Met afbb.

Le Programme d’Aménagement de Flémalle-Haute, door Pierre-Louis Flouquet. De gemeente Flémalle-Haute droeg in 1937 aan de architectengroep ..L’Equerre” op een stedebouwkundig plan voor een deel van baar gebied te ontwerpen. De gemeente ligt aan den linkeroever van de Maas, 12 km boven Luik; zij beeft 6000 inwoners. Dit cijfer neemt, dank zij een belangrijke industrieele ontwikkeling, gestadig toe. Het plan wordt toegelicbt, aan de band van afbeeldingen.

Np. 9, September -1941

La Restauration des monuments et „l'QEuvre des Siècles”, door Raymond Lemaire. Beschouwing over het standpunt, dat men bij restauratiewerk tegenover oude monumenten behoort in te nemen. Met afbb.

Quand les beguinages étaient roses, door Victor Mattelaer. Artikel over de begijnhoven in de Belgische steden, met plattegronden en andere afbb.

Duitschland

Baugilde, No. 28, 10 October 1941

Das landschaftliche Gesicht der Gauhauptstadt Ostpreussens, door Arthur Buchs. De stad Koningsbergen is een niet weg te denken element in het Duitsche cultuurlandschap van Oost-Pruisen. De architecten van de stad zijn door den gouwleider opgeroepen tot een prijsvraag voor een woonhuis in verdiepingbouw. Een van de motieven tot deze prijsvraag is Ijet streven naar een woonhuis, dat past bij het Oost-Pruisische landscbap. Met afbb. Gottfried Feder und die Raumordnung, door Dr. Ing. Georg Meyer. Beschouwing over het werk van Feder op stedebouwkundig gebied, naar aanleiding van diens overlijden.

Der Soziale Wohnungsbau in Deutschland, No. 17. 1 September 1941

Die Altstadtsanierung in Hannover, door Prof. Elkart. Beschrijving van de saneering van de oude stad in Hannover. Er behoefde slechts één nieuwe weg voor doorgaand verkeer in de richting Oost-West M een verbreeding van een bestaanden verkeersweg in Noord-Zuidelijke richting geprojecteerd te worden. Overigens moest een deel van de kleinere straten, die 4 tot 6 m breed waren, terwijl de bebouwing drie en vier verdiepingen telde, verruimd worden. Op drie plaatsen is met deze saneering begonnen. De indeeling van de oude huizen was zoodanig, dat ook hierin grondige verandering moest worden gebracht (in den regel een of twee vertrekken zonder rechtstreeksche lichttoetreding). Een deel van de bevolking der opgeruimde woningen nam intrek aan den rand van de stad, anderen zochten een onderkomen in de onmiddellijke omgeving van de oude stad. De huren der oude woningen beliepen zelfs tot 27 RM per rn- per jaar, terwijl die voor cie nieuwe, waarin de krotbewoners komen, op 9 tot 10 RM per per jaar is vastgesteld. Er is dus een gunstig verschil, ook als men de grootere ruimte in de nieuwe woningen in aanmerking neemt. De totale uitgaven voor de saneering bedroegen 2.781.000 RM. de nieuw geschapen waarden 1.476.000 RM. zoodat een nadeelig verschil van 1.305.000 RM overbleef, dat door een bijdrage a fonds perdu moet worden gedekt. Hiervan zal het Rijk. naar verwacht wordt. 200.000 RM dragen. De kosten van den nieuwen woningbouw zijn in deze bedragen niet begrepen, aangezien zij door de huuropbrengst worden gedekt. Schr. acht het noodig dat een oplossing wordt gevonden voor de zeer hotige kosten, die dergelijke saneeringen meebrengen. Hij denkt aan verhooging der Rijksbijdrage, waardoor deze tot de helft der kosten zou stijgen. Ook de voorwaarden, waaronder de Rijkssteun Met procedure moeten worden vereenvoudigd.

Altstadtsanierung in Braunschweig 1933—1941, door Prof. Dr. Ing. F. H. Flesche. Schr. schildert de ontwikkeling, die tot de slechte woningtoestanden heeft geleid: toestroomende bevolking en wo-