burgemeester der gemeente Zuilen en W. H. Baron Taets van Amerongen van Renswoude, burgemeester der gemeente Oudenrijn: 14. als vertegenwoordiger der gemeenten Achttienhoven, de Bilt, Bunnik. Houten, Jutphaas. Maartensdijk, Oudenrijn, Vleuten en Zuilen, Mr. Dr. C. Ch. A. van Haren te ’s Gravenhage (gewoon adviseerend lid).

B. Technische Commissie

1. Mr. H. W. de Vink te Utrecht (Voorzitter);

2. Dr. G. A. Diepenhorst te Zeist (plaatsvervangend Voorzitter);

3. Mr. Ph. Loggers te Zeist; 4. Prof. Ir. M. J. Granpré Molière te Wassenaar;

5. Mr. J. Milius te den Dolder;

6. W. M. Dudok te Hilversum:

7. Ir. H. Meyerink te Zwolle;

8. Mr. Dr. 'V. Kruyff te Utrecht;

9. Ir. Chr. Bronkhorst te Utrecht;

10. Mr. Dr. C. Ch. A. van Haren te ’s Gravenhage.

111. te bepalen, dat als secretaris van de onder II genoemde Streekplanstudie-commissie voor Utrecht en omstreken zal optreden Ing. P. Kluyver te Groenekan, directeur van het Bureau van den Provincialen Planologischen Dienst.

De Commissaris der Koningin voornoemd. Overeenkomstig het oorspronkelijke, De griffier der Staten

Utrecht, 6 Juli 1946

Provinciale Planologische Dienst Utrecht

De Commissaris der Koningin in de Provincie Utrecht;

Gezien de besluiten d.d. 13 November 1943, 2e afd. B, nr. 39/23 en 1 September 1944, 2e afd., 8., 44/20, van den voormaligen Commissaris der Provincie Utrecht, waarbij de leden van de, als onderdeel van den Provincialen Planologischen Dienst ingestelde „Agrarische Commissie voor de provincie Utrecht” werden benoemd;

Overwegende, dat als gevolg van de zuivering de samenstelling van genoemde Commissie moet worden gewijzigd;

Gelet op artikel 5 der Derde Uitvoeringsbeschikking van den Secretaris-Ceneraal van het departement van Binnenlandsche Zaken, met betrekking tot het besluit van 15 Mei 1941 (nr. 91/1941). houdende voorschriften betreffende het Nationale Plan en Streekplannen;

Besluit;

I. In te trekken de in den aanhef dezes genoemde besluiten van den voormaligen Commissaris der provincie Utrecht, d.d. 13 November 1943, 2e afd., 8., 39/23 en 1 September 1944, 2e afd., 8., nr. 44/20; , 11. Te benoemen tot leden van de Agrarische Commissie: le. Mr. H. W. de Vink, lid van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht, tevens Voorzitter;

2e. Jhr. W. H. de Beaufort te Maarn, tevens plaatsvervangend Voorzitter;

3e. Ir. H. W. Schenkenberg van Mierop te Zeist, Houtvester in de houtvesterij ~Utrecht”; 4e. Ir. ]. M. A. Penders te Bilthoven, Rijkslandbouwconsulent voor de provincie Utrecht;

se. Ir. B. K. Bartclds, Rijkstuinbouwconsulent te Utrecht; 6e. Ir. H. van Baren te Utrecht, Ingenieur bij den Rijksvoorlichtingsdienst voor N.W. Gelderland en Utrecht:

7e. Ir. E. H. E. L. Cabos te Utrecht, Hoofd van de Inspectie Utrecht van den Rijksdienst voor de Uitvoering van Werken; Be. Ir. J. C. Pfeiffer te Utrecht, Cultuurconsulent;

9e. Ing. P. Klüyver te Groenekan, directeur van het Bureau van den Provincialen Planologischen Dienst, tevens secretaris.

De Commissaris der Koningin voornoemd. Overeenkomstig het oorspronkelijke, De griffier der Staten

Utrecht, 11 Juli 1946.

Noodwohingbouw in Nederland

Ter aanvulling van het artikel onder dezen titel in het Januari-nummer van dezen jaargang i) stuurde de schrijver, de Heer J. Dunnebier, ons op ons verzoek een aantal gegevens, waarvan wij hier een overzicht laten volgen.

1. De huidige stand van het programma

Na 1 jaar noodwoningbouw was de stand als volgt: Totaal aantal te bouwen noodwoningen 8157 hiervan waren gereed 6452

in aanbouw 1508

nog aan te vangen 197

1) Van dit nummer zijn geen exemplaren meer in voorraad. Red.

Op 3 October 1946 was deze stand resp. 8381, 8061, 252 en 68, waaruit blijkt dat, als gevolg van een nog steeds aanhoudende vraag naar noodwoningen, het totaal aantal te bouwen noodwoningen nog steeds stijgt. Dit totaal aantal noodwoningen is vastgesteld door de toenmalige Hoofdinspectie van de Volkshuisvesting, sinds

1 Aug. 46 Centrale Directie van de Volkshuisvesting genoemd.

Daarboven zullen in de maanden October, November en December nog een 175 tal houten noodwoningen, alsmede een aantal steenen bungalows worden gebouwd ter voorziening in de nog aanwezige z.g.n. „crepeergevallen”.

2. Nieuwe types

Behalve de reeds in het artikel in het Januari-nummer genoemde types, zijn nog gebouwd de navolgende soorten: type van Hulten betonsteen

~ Wabo idem

„ Struyk idem „ de Peel idem

~ Brederode idem ~ van Hout houtvezelplaten

~ Snelbouw houtbouw ~ Perquin rondhout en drijfsteen

en 800 uit Zweden geimporteerde woningen van dubbelhouten schotwerk met isolatieplaten. Deze woningen zijn qua indeeling gelijk aan het reeds gepubliceerde A-type. Ten aanzien van de constructies in betonsteen kan worden opgemerkt dat het bouwen met deze steenen in wezen is een metselen met groote steenen. De praktijk heeft bewezen dat deze methode geen voordeelen biedt boven het metselen met steenen van normaal formaat.

Het is gebleken dat in verband met de waarschijnlijk langen tijd, gedurende welke de noodwoningen in gebruik zullen blijven, de bergruimte te gering is en in verband hiermede is het noodzakelijk, dat bij alle gebouwde types voor burgerbewoners een schuurtje van ca. 1.80 X 2 m en voor bewoners ten plattelande, waar het houden van kleinvee gebruikelijk is, een schuurtje met ruimte voor een varkenshok, groot ca 3.10 X 3.20 m, wordt gebouwd. Met den bouw van deze schuurtjes is reeds op groote schaal een aanvang gemaakt.

3. Eerste ervaringen in het gebruik en gebreken

Gezien het aantal nog steeds binnenkomende aanvragen van gemeentebesturen en particulieren, kan men aannemen dat èn gemeente èn bewoners de oplossing van de noodwoning verkiezen boven gedwongen samenwoning. Immers, de gebouwde noodwoningen beantwoorden, gezien de mogelijkheden, aan redelijke eischen van hygiene en woongerief, daar zij voldoen aan zij het dan ook zeer eng geinterpreteerde minimumeischen van grootte, indeeling, constructie en accomodatie.

~Het Vrije Volk” van 29 Mei 1946 schrijft dan ook het volgende:

~Aanvankelijk hadden de bewoners groote tegenzin de woningen te betrekken. Ze noemden de huisjes met eenige overdrijving bunkers —Dat woord karakteriseerde de stemming. Maar nu ze erin getrokken zijn, wenschen ze ze niet meer te verlaten. Deze waardeering wordt algemeen aan de noodwoningen geschonken in de gebieden die zwaar door de oorlog zijn geteisterd”.

~De Nieuwe Standaard” van 19 Mei 1946 schrijft over de noodwoningtypes welke tentoongesteld zijn op de Internationale Tentoonstelling voor Woningen te Brussel, o.a. het volgende:

~Wij kunnen niet nalaten aan te teekenen dat de Nederlandsche prototypen getuigen van practische zin. Het zijn uitsluitend prototypen van noodwoningen, terwijl de andere landen meer prototypen van definitieve huizen exposeeren, die luxueus opgevat, niet in verhouding staan tot de financieele middelen der massa”.