Antwoord van de Heer Mr. Ir. M. M. van Praag

De onlangs van kracht geworden regeling tot* het beschikbaar stellen van premie voor verbetering en splitsing van woningen, zal wel zeer verschillend beoordeeld worden en de resultaten zullen in verschillende typen van gemeenten wel zeer uiteenlopen.

Terecht wordt in de door het Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting uitgevaardigde circulaire opgemerkt, dat er bij de eigenaren van woningen geen grote bereidheid bestaat, aan het onderhoud de nodige bedragen ten koste te leggen. Dit was ook niet anders te verwachten. Het klemt natuurlijk meer voor huurwoningen dan voor woningen, die door de eigenaar zelf bewoond zijn. In de grote en middelgrote agglomeraties is de huurwoning regel en in verband met de bevriezing van het huurpeil is het onderhoud dermate onvoldoende, dat de qualiteit der woningen in snel tempo daalt. Het onroerend goed is nu eenmaal beleggingsobject, waarvan rendement wordt verwacht, zodat alleen maatregelen tot verbetering van de finantiële uitkomsten, die misschien uit anderen hoofde door de Regering niet gewenste gevolgen zouden hebben, de verwaarlozing van de woningvoorraad zullen kunnen voorkomen.

De circulaire gewaagt nu, zoals gezegd is, van de ongeneigdheid der huiseigenaren om in voldoende mate fondsen aan het onderhoud te besteden, maar kondigt tezelfder tijd een maatregel aan, die hiermede niet in direct verband staat. Verbetering van onbewoonbare woningen en splitsing van dubbel bewoonde woningen zal worden bevorderd.

Wat de verbetering betreft, dit kan inderdaad geboden zijn, daar waar het normale onderhoud in dier mate verwaarloosd is. dat normale onderhoudswerkzaamheden geen baat meer kunnen brengen, maar verschillende onderdelen in hun geheel vernieuwd moeten worden. Bedoelt de circulaire dit, dan zal de maatregel wel enig effect sorteren, want vele woningen zijn daar na aan toe: zijn reeds onbewoonbaar of dreigen dat te worden.

Maar is dit niet het paard achter de wagen spannen? Ware het niet beter regelmatig onderhoud te bevorderen dan in te grijpen, als verzuim van onderhoud reeds tot onbewoonbaarheid geleid heeft?

Worden echter woningen bedoeld, die uit hoofde van hun gebrekkige inrichting, dus anders dan door verwaarlozing niet meer bewoonbaar zijn, dan zal het resultaat van de maatregel op dit gebied niet zeer groot zijn en bovendien is het de vraag of het, al is de woningnood ook nog zo groot, wel opportuun is krotwoningen ten koste van veel geld enigszins op te lappen. In het bizonder lijkt dat niet aanbevelenswaardig ten opzichte van woningen, die op grond van hun ligging t.a.v. andere woningen of ten dele uit dien hoofde onbewoonbaar zijn.

Wellicht is enig resultaat te verwachten, maar dan in andere, met de regeling niet bedoelde richting, wanneer men deze zou willen toepassen op de verbetering van gebrekkige woningen, die echter niet onbewoonbaar kunnen worden genoemd, noch dreigen te worden. Bijvoorbeeld het bouwen van keukens aan zeer kleine woningen. Dit zal de beschikbare voorraad aan woningen echter niet vergroten.

Splitsing van woningen in twee of meer volwaardige woningen is aan te bevelen, waarbij men echter w.el bedenke, dat de differentiatie van woonwijken op grond van een verordening als bedoeld in art. 43 der Woningwet daarmede verloren gaat. Maar onder de huidige omstandigheden is dat een gering euvel, vergeleken met de droevige huisvesting van velen.

In welke gemeenten echter vindt men dit soort van woningen in grote getale?

Misschien in de allergrootste agglomeraties: Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en in forensengemeenten, zoals in Hilversum, Bussum en \Vassenaar.

In de middelgrote gemeenten echter, als Schiedam, met een bevolking, die in overwegende mate uit arbeiders bestaat.

is het aantal klein en zal de nieuwe regeling weinig of geen resultaat opleveren.

Een enkel woord nog over een categorie, die voor premie niet in aanmerking zal komen. Geen premie zal worden toegekend in verband met een vordering als bedoeld in art. 7 van de Woonruimtewet 1947, Ongetwijfeld is het sympathieker uit eigen beweging over te gaan tot het splitsen van grote woonhuizen en zodoende, wanneer het mogelijk is, huisvesting te verschaffen aan twee of meer gezinnen.

Maar het komt ons voor, dat de premie niet bedoeld is als beloning voor betoon van burgerzin, waarvan bovendien niet eens sprake is wanneer het te splitsen woonhuis niet door de eigenaar zelf bewoond wordt. De vordering bedoeld in art. 7 Woonruimtewet, waaraan inderdaad gewoonlijk vastgelopen onderhandelingen vooraf zijn gegaan, is toch geen strafrechtelijk vonnis. Het is een administratieve beschikking, die in weinig of geen opzicht verschillend is van een uitspraak door de burgerlijke rechter. Straf behoeft hierop niet te past in een rechtsstaat niet, hem, die het met de administratie die de vóóronderhandelingen voerde niet eens kon worden en een uitspraak wenst, op andere voet te behandelen dan degene, die, wellicht uit hoofde van zijn lofwaardige gezindheid, het de bestuursautoriteit gemakkelijker heeft gemaakt. Men vergete niet. bij de onderhandelingen is het niet altijd een questie van het al of niet verschaffen van inwoning, maar vaak van de wijze waarop dit geschieden zal en het uitlokken van de officiële beschikking is een ieders goed recht.

Antwoord van de Heer Mr. M. van Thiet

De beschikbaarstelling van een behoorlijke rijks- en gemeente-premie voor woningverbetering en -splitsing is een regeling van de nieuwe Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting, waarvoor verschillende particulieren en gemeentebesturen hem dankbaar zullen zijn.

De onmogelijkheid om, wegens gebrek aan materialen en arbeidskrachten, het nodige aantal nieuwe woningen te bouwen, de slechte toestand van de woningvoorraad door gebrek aan onderhoud, door ouderdom of uitwoning en de daardoor ontstane onhoudbare woningtoestanden, de ellende van de samenwoning zonder noodzakelijke voorzieningen in grotere en kleinere huizen, de onwil of de onmogelijkheid om financiële redenen van de woningeigenaars om dringende voorzieningen te treffen aan de hen toebehorende panden en het nijpend woningtekort hebben de gemeentebesturen voor een schier onuitvoerbare taak gesteld.

De circulaire van de Minister van Binnenlandse Zaken van 23 Juni 1938, gewijzigd bij rondschrijven van 17 Januari 1940. volgens welke een rijksbijdrage met een m,aximum van f 320. zou worden verleend in de verbeteringskosten van arbeiderswoningen was te eenzijdig en totaal verouderd, aangezien deze alleen toepasselijk was bij arbeiderswoningen en hierbij nog geen rekening was gehouden met de sterk verhoogde bouwkosten na de oorlog.

In hoeverre is nu verlichting van de woningnood te verwachten door de nieuwe premieregeling van de Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting?

De regeling is nog in te geringe mate aan de practijk getoetst om op deze vraag een volledig antwoord te geven. Ik zou hier alleen weer kunnen geven de verwachtingen die we hebben in deze voor wat onze gemeente betreft.

De gemeente Halsteren (N.Br.) heeft ongeveer 7476 inwoners verdeeld over 1471 woningen. Volgens een vrij nauwkeurige schatting komen 250 panden voor verbetering in aanmerking, aangezien de toestand in deze woningen niet meer redelijk genoemd kan worden. Zou er geen premieregeling bestaan, dan waren deze panden langzamerhand gedoemd geweest om onbewoonbaar te worden verklaard en hadden hiervoor nieuwe woningen moeten worden gebouwd. Nu bestaat er een grote kans, dat een groot gedeelte be-