,I'en aanzien van de deviezen, welke voor traditionele en .montagebouw nodig zijn. kan reeds thans geconstateerd .worden, dat de montagebouw niet meer deviezen eist dan de ..traditionele bouw. In de gevolgen, welke de devaluatie op ~dit punt zal hebben, bestaat nog geen vo'ledig inzicht.”
.De ondergetekende acht een verder stimuleren van de mon,,tagebouw, zij het met de nodige voorzichtigheid, volledig ~verantwoord. Hij is van mening, dat vooral voor de grote ~steden met haar ernstige woningnood en haar tekort aan ~bouwvakarbeiders deze bouw grote waarde zal hebben. Een ~groot deel van de montagewoningen is bij de verdeling voor ~1950 dan ook toegewezen aan de drie grote steden. Bij de .verdeling van deze woningen over de provinciën is rekening ~gehouden met de verdeling der bevolking over platteland en ~stedelijke agglomeraties.”
~Op het verschil in verdeling van traditionele woningen in de ..jaren 1949 en 1950 heeft de montagebouw geen invloed ge,,had. Dit verschil heeft andere oorzaken.”
~Ook de ondergetekende is van mening, dat de montagebouw ~een aanvulling zal zijn van de traditionele! bouw, al was het ~alleen maar, omdat de montagebouw, naar het zich laat aan..zien, toch in hoofdzaak terecht zal komen in de grote steden ~en de industriecentra. Meer dan 10.000 montagewoningen ~per jaar zullen daar echter moeilijk geplaatst kunnen wor,,den. Mocht de verwachte kostenverlaging van de montage,,bouw echter zo sterk doorzetten, dat de bouw van deze ~woningen uit financieel oogpunt aantrekkelijker wordt, dan ~ziet de ondergetekende geen enkele aanleiding deze ontwik,,keling tegen te gaan. Integendeel, hij zou een dergelijke ont,,wikkeling toejuichen, overtuigd als hij is, dat langs de weg ~van een voortgaande mechanisatie van de woningbouw op de ~duur een aanzienlijke verlaging van de bouwkosten bereikt ~kan worden.”
~Het ligt niet in het voornemen van .ondergetekende om de ~montagebouw voor 1950 geheel vrij te geven. Wel zal ge,,streefd worden naar een program voor deze bouw, dat zich ~over meer dan één jaar uitstrekt, waardoor de voor deze ~bouw noodzakelijke continuiteit beter gewaarborgd wordt. ~Daarom is reeds in April van dit jaar aan de Colleges van ~Gedeputeerde Stoten gevraagd hun medewerking te verle,,nen om in de daarvoor in aanmerking komende gemeenten ~een plan op te stellen, dat zich over drie jaren zou uitstrek,,ken. Verschillende provinciale besturen zijn thans in deze „richting werkzaam. Daarnaast is ook contact opgenomen met ~de gemeentebesturen van Amsterdam, Rotterdam en ’s-Gra,,venhage. welke steden, zoals boven reeds werd uiteengezet, ~in de eerste plaats in aanmerking komen voor de toepassing ,van montagebouw. De besturen dezer gemeenten zijn ook van ~deze noodzakelijkheid doordrongen en streven hunnerzijds ~naar een continue bouw van dit soort woningen, welk stre,,ven door de ondergetekene sterk wordt gesteund.”
~Er zijn systemen, waarbij de grens tussen montagebouw en ~de traditionele bouwmethode reeds moeilijk te trekken is.” (Wij zouden hier liever het woordje ~nog” inplaats van ..reeds” hebben gebruikt). ~De ondergetekende is ervan over..tuigd, dat verschillende montage-onderdelen in de traditio,.nele bouw zullen inburgeren. Dit zal ongetwijfeld een kos..ten verlagende invloed uitoefenen.”
In een bijlage van de Memorie van Antwoord wordt medegedeeld, dat per 1 December 1949 waren gereedgekomen 6.317 montagewoningen; 7.903 waren er in uitvoering en over de bouw van 13.501 woningen was overeenstemming bereikt.
Uit de toewijzing voor 1950 blijkt, dat een vrij groot deel van de totale jaarproductie aan montagewoningen toch weer in middelgrote en kleinere gemeenten is terechtgekomen. Dit lijkt ons niet geheel in overeenstemming met wat de Minister in bovenaangehaalde passages beweert. De Heer Ten Hagen heeft aan dit verschijnsel in ’t bijzonder aandacht besteed. Hij merkte op: ~Ik ben het eens met wat de Minister over ~de montagebouw in de M. v. A. zegt. Maar de feiten zijn, „dat montagewoningen worden toebedeeld aan landelijke ge,.meenten waar deze niet passen en in gemeenten waar over-
„vloed is van bouwvakarbeiders. Ik vraag hiervoor bijzondere „aandacht.”
De Heer Van der Feltz bleek geen hinder te hebben van de problematiek van de montagebouw. Hij zeide, nooit de bezwaren tegen deze bouw te hebben begrepen. Men moet alleen de materialen in de fabriek vervaardigen en ze op de bouwplaats in elkaar zetten. Wanneer dit alles op grote schaal geschiedt, dan moet dat op de duur veel sneller en goedkoper gaan dan de traditionele bouw. Er zijn hier en daar bezwaren van aesthetische aard. Welnu, laat men enige goede modellen ontwerpen, waarvoor deze bezwaren niet gelden en klaar is Kees! Men mag de Heer Van der Feltz benijden om deze ontwapenende denkbeelden!
De H eer Andriessen toonde' zich verheugd over de door de Minister bevorderde continuïteit in de bouw van montagewoningen. Op die manier immers wordt kapitaal bespaard, een rationeler productie kan worden bereikt en de bouwkosten kunnen daardoor omlaag. Hoe zit het eigenlijk met de bouwkosten voor montagewoningen?, wilde deze spreker weten.
De Heer Gortzak gaf uiting aan zijn vrees, dat de montagebouw niet slechts een aanvulling van de traditionele bouw zou worden,, maar zelfs een aanslag zou gaan doen op het rechtmatige aandeel van de normale bouw. Hij wees er op, dat er in Noordholland zelfs gemeenten zijn, die twee derde van hun toewijzing in montagebouw moeten uitvoeren. Voorts vroeg hij aandacht voor wat hij noemde ~prijsopdrijving” i.v.m. montagebouw. Voor de gen bedong men in Amsterdam een prijs, die f 4.000,.— per woning hoger was dan die, welke men in Rotterdam had gekregen.
in zijn antwoord verklaarde de Minister, dat het vast staat, dat in de totale verhouding van traditionele bouw tot montagebouw geen wijziging ten ongunste van de traditionele
(Montagewoningen gebouwd voor ruim ƒ 40.^— per m‘^)