Het suggestieve voorstel van de Heer Cleyndert (aanleg van een gecombineerd sport-landschapspark) is een stap op deze weg: doch dit is slechts één mogelijkheid uit vele, waarbij vanzelfsprekend de concrete uitvoering veel minder schematisch zou kunnen zijn.

Hoopgevend is in dit verband het feit dat de sportmensen een aesthetisch verantwoorde omlijsting van hun veMen zeer goed weten te waarderen i), terwijl andererzijds de aesthetici een afwisseling van open ruimten met bosranden en boom-

J. Landwehr, De aesthetische waarde van groenvoorziening op of bij sportterreinen. Actieve Recreatie, Jrg. 1, No. 6, Aug. 1949. Ook Lewis Mumford (City Development, London 1947, p. 107) zegt: „The very spirit of play is enhanced by taking place in a setting that shows order and vi.sion

Recreatie in het Amsterdamse Bos

groepjes op hoge prijs stellen. ') Over het algemeen groeien bomen welke afzonderlijk of groepsgewijze in een meer open omgeving zijn geplaatst, mooier uit dan die welke zich temidden van een aaneengesloten houtopstand bevinden.

Wat de bosranden betreft heeft Prof. Bijhouwer in zijn boven genoemde artikel gewezen op het grote adsorptievermogen dat deze hebben. Onze bevindingen in het Amsterdamse Bos en elders wijzen in dezelfde richting. Steeds valt waar te nemen dat mensen die in een parkachtig landschap ~neerstrijken”, dit bij voorkeur doen aan een bosrand, onder een alleenstaande boom of een boomgroepje, op een helling of bij een combinatie van deze verschillende , overgangsgebieden”. Het is zelfs zo, dat in het Amsterdamse Bos de meeste bezoekers liever in groepjes dicht op elkaar (tot onderlinge afstanden van slechts 2 m!) neerstrijken onder een boomgroepje, langs een bosrand of een oever, dan zich midden op een gazon, waar de beschikbare oppervlakte voor en de onderlinge afstand tussen de groepjes veel groter zijn, neer te laten. En dit geldt niet al een bij warm weer, als iedereen de schaduw opzoekt, doch vrijwel bij iedere weersgesteldheid, waarbij men ,neerstrijkt”. Ook in het vroege voorjaar b.v., als de bomen nog kaal zijn. ~zonnen” de bezoekers van het Amsterdamse Bos graag aan een bosrand of op een hellinkje. Naast een gunstiger microklimaat schijnen ook psychische factoren hierbij een rol te spelen: men voelt zich aan een bosrand meer ~beschut” dan op het midden van een veld, men heeft een ruimer uitzicht, en men profiteert beter van de afwisseling die het terrein biedt.

Uit het bovenstaande vo'gt, dat men de recreatieve waarde van een aaneengesloten beplant terrein kan verhogen door er langgerekte grasvelden in uit te sparen (gelijk men in het Kralingse Bos heeft gedaan), en dat men een grotere open ruimte aantrekkelijker kan maken door ongeveer in het midden enige boomgroepjes aan te brengen die, mits goed gerangschikt. het vrije uitzicht niet behoeven te belemmeren, doch de lengte der aantrekkelijke ~randzones” aanmerkelijk verho.gen. Dit laatste is het geval op de grote speelweide in het Kralingse Bos; in het Amsterdamse Bos is het midden van de grote speelweide geheel boomloos gelaten, en blijft zelfs op zeer drukke dagen betrekkelijk matig bezet.

In het Kralingse Bos heeft de plantsoenendienst de recreatieve waarde der bosranden nog op een speciale manier verhoogd, door de randbomen wat verder uiteen te plaatsen, en een grasstrook tot enige meters binnen de rand te laten doorlopen, waardoor men tussen de randbomen op het gras kan zitten. Een dergelijke behandeling zou ook de recreatieve waarde van de bosranden in het Amsterdamse Bos en elders kunnen verhogen!

Opmerkelijk is dat het principe van de aantrekkingskracht der randzones ook voor de watersport blijkt te ge den: zo is b.v. op de Kager- en Westeinder plassen die met eilanden en eilandjes bezet zijn, het gemiddeld aantal boten per ha veel groter dan op de Braassemermeer, waar in verhouding weinig oeverlengte beschikbaar is. 2)

Wagner en zijn navolgers houden bij het opstellen van hun' „normen" voor recreatieve bossen en parken te weinig rekening met dit grote adsorptievermogen der randzones. Zij schijnen te veronderstellen dat de bezoekers zich gelijkmatig over de gehele beschikbare oppervlakte zullen verdelen, pas gelukkig zijn, als ze de illusie hebben, min of meer allefl^

1) De grote Amerikaanse landschapsarchitect Frederick Law Olmsted schreef: „The great beauty and peculiarity of the English landscape is to be found in the frequent long, graceful lines of deep green hedges and hedge-row timber, Crossing hill, vallcy and plain. in every direction, and in the occasional large trees, dotting the broad fields, either singly or in small groups, left to their natural growth therefore branchmg low and spreading wide, and more beautiful, much more beautiful, than we oftcn allow our trees to make themselves." (Forty years of architecture, being the professional of Frederick Olmsted, Senior, Ed. Fred. Law Olmsted )r and Theodora Kimball, New York etc. 1922, p. 105). I

Het probleem van de ontspanning in de vrije natuur in Zuid-Holland (Prov. Stedebouwkundige Dienst), Den Haag 1949, p. 29-30.