Eigen fondsen van bouwverenigingen

Vorig jaar besloot de algemene ledenvergadering van de Woningbouwvereniging „Amsterdam-Zuid” tot wijziging van de statuten der vereniging. Nu de aangebrachte wijzigingen Koninklijke Goedkeuring hebben verkregen en zij derhalve in het Staatsblad zijn opgenomen, meen ik goed te doen het een en ander over de geschiedenis en de bedoeling der wijzigingen mede te delen.

Financiële verplichtingen van de leden

In hoofdzaak hebben de veranderingen in de statuten betrekking op de financiële verplichtingen der leden jegens de vereniging. De gedachte, dat de leden ener woningbouwcorporatie dienen mede te werken aan de vorming van fondsen om de financiering van arbeiderswoningbouw mogelijk of gemakkelijker te maken, leefde in kaderkringen van onze vereniging van haar oprichting in 1911 af. Deze gedachte werd tot nieuw leven gewekt door het verschijnen van de bekende Nota in 1947 van de Nationale Woningraad. In die Nota immers werden wijzigingen in de structuur der bouwverenigingen voorgesteld en aanbevolen, die de leden der verenigingen zouden verplichten tot fondsvorming en die daardoor de corporaties gelegenheid zouden bieden tot het vervullen van een werkelijk leidende taak bij de bouw en het beheer van arbeiderswoningen. Wij hopen binnenkort te ervaren, dat de inhoud van de bedoelde Nota ook invloed zal hebben op de voorstellen tot wijziging van de Woningwet.

Wijziging der statuten

Herhaaldelijk en gedurende lange tijd zijn in onze bestuurskringen besprekingen gevoerd om tot het gestelde doel fondsvorming te komen. Tenslotte werd het besluit genomen de mening van de leden der vereniging te toetsen. Daartoe werd in 1950 aan de algemene ledenvergadering een voorstel tot wijziging der statuten voorgelegd. De wijziging beoogde het creëren van een afzonderlijke stichting mogelijk te maken. In artikel 2 van de voorgestelde statuten was daaromtrent het volgende bepaald;

..De Stichting heeft ten doel werkzaam te zijn in het belang van de verbetering van de volkshuisvesting.” (De gebruikelijke terminologie derhalve).

„Zij tracht dit doel te bereiken door de te harer beschikking komende vermogensbestanddelen als bedoeld in art. 3 onder b. c en d voor zoveel mogelijk en nodig, ingevolge de in de statuten vastgestelde regelen, te beleggen op zodanige wijze, dat daardoor bevorderd wordt de bouw en de exploitatie van de door de ..Amsterdam-Zuid" te stichten bouwblokken, of op andere wijze aan te wenden in het belang van voormelde bouwvereniging”.

Aan art. 6 der Statuten zou worden toegevoegd: ..leder lid is verplicht ƒ I. per maand inclusief inningskosten te storten ten behoeve van de te Amsterdam gevestigde stichting ..Amsterdam-Zuid”. De rechten voor de leden voortvloeiende uit deze stortingen, zullen worden geregeld in het Huishoudelijk Reglement der voormelde stichting.”

Men begrijpt, dat er over deze voorstellen op de algemene ledenvergadering een hartig woordje is gesproken. Er was een uitgebreide oppositie tegen de voorstellen van het bestuur. De door deze oppositie aangevoerde argumenten richtten zich in de eerste plaats tegen het voorgestelde bedrag der maandelijkse stortingen. Men was van oordeel, dat onder de na-oorlogse omstandigheden van de arbeiders geen gulden per maand extra mocht worden gevraagd, hoe sympathiek het doel der stichting ook mocht zijn. Een ander bezwaar betrof de voorgestelde stichtingsvorm. Men oordeelde terecht, dat in een stichting de democratie niet tot haar recht zou komen en dat met name de contribuanten te weinig medezeggenschap zouden hebben aangaande de besteding der gelden. Het lot der

aanhangig gemaakte voorstellen was met het kenbacir maken van de bezwaren beslist; zij werden door de algemene ledenvergadering in zeer grote meerderheid verworpen.

De gevoerde discussie had een uitsluitend zakelijk karakter gehad; de meerderheid der opgekomen leden verschilde in strikt zakelijk opzicht met het bestuur van mening; men trok de goede bedoelingen van het bestuur niet in het minst in twijfel. Voor het bestuur bestond er dus alle reden om opnieuw aan het concipiëren te gaan, daarbij rekening houdende met de opgedane ervaring en met de argumenten tegen de aanvankelijke voorstellen. Nieuwe voorstellen tot statuten-wijziging werden dan ook door de algemene ledenvergadering van 1951 met bijna algemene stemmen aanvaard. Over de aldus getroffen regelingen het volgende:

Konden bij de stichtingsvorm de statuten ten opzichte van de rechten der leden ten aanzien van de financiën en aandeelrechten. bijna ongewijzigd blijven, geheel anders werd dit nu de fondsvorming in deze statuten tot uitdrukking moest worden gebracht en bovendien rekening moest worden gehouden met tal van bezwaren, die op de voorgaande bespreking naar voren waren gekomen. Volgens de oude statuten waren de leden slechts verplicht tot het betalen van een aandeel groot ƒ 25.^—. in vijf jaar te voldoen.

Het aandeel moest steeds na kortere of langere tijd worden teruqbetaald.

Andere financiële verplichtingen waren niet gesteld.

Verder diende rekening te worden gehouden met gepensionneerden. ouden van dagen en met het feit. dat in deze tijd het ongewenst is de arbeiders te zware lasten op te leggen. Zoveel mogelijk diende alles dus zo soepel mogelijk te worden geregeld.

In verband met een en ander werd het volgende bepaald (art. 7) „Met ingang van de dag. waarop het bestuur aan degene, „die daartoe het verzoek heeft gedaan de mededeling ..heeft verzonden dat hij als lid is aangenomen, is het lid ..een contributie aan de vereniging verschuldigd ten be..drage van ƒ 0,10 per week bij vooruitbetaling. De wijze ..van inning wordt geregeld bij huishoudelijk reglement. „Een lid dat de 65-jarige leeftijd heeft bereikt, wordt na ..zijn daartoe strekkende kennisgeving door het bestuur ..vrijgesteld van de verplichting tot contributiebetaling „zonder gebondenheid van de vereniging tot terugstor„ting van een eventueel vooruitbetaald bedrag strekken..de ter verrekening met de contributieplicht van het des..betreffende lid.

..Zij. die reeds lid der vereniging waren voordat de in lid „1 van dit artikel genoemde verplichting bestond, zijn ge..durende het verder lidmaatschap contributie verschul..digd. te rekenen van 31 December 1951 af.

..Met de in dit artikel geregelde contributieplicht kunnen ..worden verrekend de bedragen, die een lid mocht heb„ben gestort ter verkrijging van een aandeel in het ver..mogen van de vereniging, zonder dat aanspraak op enige „vergoeding van rente bestaat. Houders van een bewijs ..van aandeel kunnen van deze mogelijkheid slechts ge..bruik maken na inlevering van hun aandeelbewijs tegen „re^u.

„De leden der vereniging genieten als zodanig geen an,!der geldelijk voordeel uit de kas der vereniging dan een ~rente van ten hoogste over van hen door lening ver,.kregen gelden en een rente over de in artikel 7 lid 6 i) ..genoemde obligaties ad 2% s jaars een en ander behou„dens het bepaalde in de artikelen 15 2) en 19 3).” Aandelen zijn dus vervallen en daarmede eveneens de terugbetalingen.

1) Art. 7 lid 6, bepaalt, dat aandelen omgewisseld kunnen worden vojDr obligaties. v

Art. 15 regelt de vergoeding van het bestuur. 3) Art'. 19 regelt het salaris v. d. administrateur.