tiek van de verplaatste groep steeg met 45 % (terwijl men een sterke daling van meer dan 50 % had verwacht) en dat die van de niet verplaatste groep daalde met ca 15 %. Het hogere sterftecijfer van de eerste groep was niet het resultaat van een toevallige verhoogde kindersterfte, een epidemie of van een grote sterfte onder ouden van

dagen. Om welke reden had de moderne behuizing en hygiëne dan gefaald? Het antwoord werd gevonden in het voedselhudget van de gezinnen. De hogere huren van de eerste groep hadden de hudgetering van het gezin aanmerkelijk in de war gebracht, hetgeen een dusdanige invloed op het voedselhudget had dat de voeding van deze gezinnen onvolwaardig werd, dermate onvolwaardig, dat hierin de uitsluitende oorzaak van het verhoogde sterftecijfer ligt).

d. Huishoudelijke voorlichting

De nieuwe huisvesting zal een mate van woonbeschaving vragen, welke in zeer vele gevallen in de te saneren buurten niet wordt aangetroffen. Door cursussen zal voorlichting moeten worden gegeven hoe een huishouden moet worden geleid, hoe een huiselijke sfeer wordt verkregen, hoe een huis moet worden ingericht en bewoond. Deze cursussen zullen veel kunnen bijdragen tot woonzede-verbetering en smaakontwikkeling.

11. Individuele aanpak

a. Classificatie van de gezinnen

Aan de hand van de in de gezinskartotheek verzamelde gegevens zal kunnen worden vastgesteld tot welke der onder de hiervoor aangehaalde categorieën de gezinnen behoren, met andere woorden de diagnose kunnen worden gesteld, zonder welke een doeltreffende „therapie” onmogelijk is.

b. Opschuivingsplan Aan de hand van de gezinskartotheek en de classificatie zal het globale opschuivingsplan (8.1. a.) nader kunnen worden uitgewerkt. Daarbij dient niet uitsluitend te worden gelet op de belangen van de afzonderlijke gezinnen, maar ook op een gunstige samenstelling van de nieuwe groepen, op de belangen van de bewoners van buurten, waarin deze gezinnen worden geplaatst en op de vraag, of de nieuwe omgeving voldoende „sterk” is om deze gezinnen goed op te vangen. Bovendien zullen voorzover nodig voor elk gezin de bizondere maatregelen moeten worden vastgesteld, welke aan de ~verhuizing” dienen vooraf te gaan.

C. Bedrijfssanering

De houders van winkels en ambachtsbedrijfjes in de te saneren buurt zal zoveel mogelijk de gelegenheid moeten worden gegeven in de nieuwe buurt hun zaak voort te zetten. Zo nodig zal daartoe hulp moeten worden geboden (borgstellingsfonds, sociaal-economische hulpverlening aan zelfstandigen). Vermeerdering van vakbekwaamheid en handelskennis door deelneming aan cursussen dient te worden bevorderd. Houders van niet levensvatbare bedrijfjes zullen zo mogelijk door omscholing aan een nieuwe bestaansmogelijkheid moeten worden geholpen.

d. Huip aan financied-zwakkere gezinnen

Gezinnen, welke maatschappelijk volkomen volwaardig zijn, maar slechts over een klein inkomen beschikken, zullen zoveel mogelijk geholpen moeten worden door opschuiving naar wel betere, maar toch oude en daarom goedkope woningen.

De individuele huishoudelijke voorlichting

Waarschijnlijk zal blijken dat in zeer veel gevallen, mede ten gevolge van de slechte behuizing, de huisvrouw een goed bestier van het huishouden is ontwend of zelfs nimmer heeft gekend. In dergelijke gevallen zullen cursussen in huishoudkunde vaak niet voldoende resultaat hebben.

Individuele voorlichting is hier nodig. Door in deze gezinnen gedurende enige tijd de huisvrouw de steun te geven van een gezinsverzorgster, kan deze de huisvrouwen door een goede instructie brengen tot oefening in goede huishoudelijke gebruiken, haar daaraan doen gewennen en haar een eigen inzicht in huishoudelijke vraagstukken verstrekken.

f. De behandeling van probleemgevallen

Tal van onderling zeer uiteenlopende gevallen zullen elk een eigen oplossing vragen. Om enkele voorbeelden te noemen. Het onderbrengen van thans nog zelfstandig wonende, maar feitelijk verpleging of verzorging behoevende ouden van dagen, invaliden of zieken: het onderbrengen van alleenstaande a-socialen, het elimineren van maatschappelijk-onaangepaste gezinnen, welke immers in de nieuwe woonbuurt doorgaans niet zullen kunnen worden opgenomen.

Ad C. De eigenlijke ophe[[ingsarbeid

De onder B. aangegeven werkzaamheden zijn noodzakelijk om de stedebouwkundige sanering plaats te doen kunnen vinden. Wil men echter een werkelijke sociale opheffing bereiken,, dan zal het nodig zijn alle in de buurt op het terrein van de materiële en morele sociale zorg werkzame krachten te mobiliseren en hun arbeid in een coördinerend verband te richten op dit doel.

De opheffingsarbeid zal enerzijds gericht dienen te zijn op de gezondmaking van het gezinsleven, d.w.z. op de verhoudingen binnen het gezin en andererzijds op de verhoudingen tussen het gezin en de omringende maatschappij.

I. De ophe[[ing van het buurtmilieu a. Collectieve aanpak

Voor de opheffing van het buurtmilieu zal de activiteit van een of meer buurthuizen van grote betekenis zijn. Het buurthuis biedt de mogelijkheid tot ontwikkeling van het verenigingsleven, dat op zijn beurt de zelfwerkzaamheid en het verantwoordelijkheidsgevoel van de buurtbewoners aankweekt. Het verenigingsleven zal niet alleen betrekking moeten hebben op de ontspanning, maar ook op de ontwikkeling, waardoor de deelnemers hun leven een rijkere inhoud kunnen geven en voor hen perspectieven worden geopend. Het verenigingsleven geeft bovendien de zo nodige gelegenheid tot oefening in aanpassing van het individu aan groepsverband. De ontwikkelingscursussen zullen moeten bijdragen tot een verlevendiging van het normbesef (naast cursussen in algemene ontwikkeling en cursussen van technische aard, cursussen in maatschappelijke deugden, opvoedkunde, godsdienst, behandeling van levensvragen, Mater-Amabilis- en Zonnebloemwerk, enz.).

In het verenigingsleven zal ook een ruime plaats moeten worden ingeruimd voor het jeugdzorgwerk. Het zijn in het bizonder de jongeren, die, doordat zij groot worden in een gebrekkige woning waar vaak elke sfeer ontbreekt en in een buurt, welke van elke recreatie-mogelijkheid (speelweide of -tuin, clubhuis, buurthuis, sportterrein en wandelpark) is verstoken, veel tekort zijn gekomen. De gevolgen van deze tekorten bleven niet uit. Met behulp van goede jeugdzorg kan men trachten deze jeugd te helpen bij het ontwikkelen van een positieve houding ten opzichte van gezinsomgeving en maatschappij. De jeugdzorg, welke zich meer en meer ontwikkelt tot familiezorg, sluit geheel aan bij de evolutie, waarbij de gedachte van de repressie ■— de reactie -—' is vervangen door die van de zorg, zorg in de meest algemene zin, dus omvattend herstel en voorzorg. Een goed geleide jeugdzorg biedt bovendien het voordeel, dat via de kinderen de ouders gemakkelijker kunnen worden bereikt.

Een gunstige invloed knn danrom ook uitgaan van kinderdagverblijven en onderwijsinstellingen. Goed geleide kinderdagverblijven en kleuterscholen hebben niet alleen een sterk voraende invloed op het kind, maar bevorderen bovendien de toegankelijkheid tot zijn ouders. De onderwijsinstellingen hebben juist in de te saneren buurt een belangrijke sociaalpaedagogische taak. De methodiek zou daarom meer afgestemd dienen te zijn op het maatschappelijk milieu der leerlingen: de klassebezetting zou het onderwijzend personeel gelegenheid moeten laten tot een ruime mate van belangstelling voor het kind en zijn gezinsmilieu. De school zal zeer