<en waarvan het een zoo vreeselijk misbruik had kunnen maken!

Maar Mozes vertrouwde op zijn goed recht! Hij geloofde, dat dit zou moeten zegevieren! En zijn volk liefhebbende, had hij het oog op God, die rechtvaardig is en de liefde zegent ! ,

"Vrienden ! Er bestaat in hoofdzaak eene treffende overeenkomst met de geschiedenis deiIsraëlieten van voorheen en den in alles zoo ondergeschikten werkman van het tegenwoordige !

Ook in onzen tijd klaagt en schreeuwt het volk !

De werklieden van onzen tijd zijn echter gelukkig eenigzins meer ontwikkeld dan de historische Joden.

Men heeft hun dat weinige licht der beschaving, door vrienden des volks in onzen eeuw op den kandelaar gezet, niet kunnen ontnemen, met hoeveel ijver., men daartoe alleilei geesldoodende middelen aanwendde en nog aanwend.

Nu begint men dan ook allerwege in te zien, hoe gevaarlijk wij worden voor hen, die zoo gaarne heerschen door middel van geestverlaging en volksnulliteit.

Want :

Wij hebben eenen Mozes in het wapen dat de Tereeiligiüg aanbiedt, het middel ter geleidelijke verbetering!

Begrijpen wij nu wel!

Wanneer wij, werklieden, ons belang begrijpen en ons eendrachtig vereenigen, dan is het onzen vijanden onmogelijk ons langer te kwellen, te benadeelen, terug. te zetten, te onderdrukken.

Dan zijn wij vrij en machtig!

Dan zullen wij onze rechten als menschen zelf vaststellen!

Dan behoeven wij geene begunstiging, die ons steeds belooft, en waarmee inen ons op het sleeptouw houdt.

Maar zal hij, die plichten vervult, re dit en kunnen eischen, dan moet het woord van Jezus : „Hebt elkander lief !" zichtbaar vervuld worden, 'haat en eigenbelang van de aarde verdwijnen en broedermin in alle harten gegrift worden en der menschen daden besturen!

Daarom, lotgenoten! hebt elkander lief! Met andere woorden : "VEREEMGT IJ l

Vereenigt u allen onder de Internationale banier, welke hoog opgeheven, onder hare trotsche banen den lijdenden, teruggestooten, echter nuttigen en voortbrengenden broeder bescherming, niet alleen belooft, maar verzekert!

Er besta geen verschil meer tusschen de nationaliteiten; ook deze verouderde stelling verdwijne voor het woord van Jezus: „Allemenschen zijn onze broeders!" En dit te meer daar wij lotgenoten zijn !

En gij, onze tegenstanders ! Gij kunt u gerust stellen; want eens zult gij de Internationale "Vereeniging dankbaar zijn voor de weldaden, aan u, hoewel onverdiend, bewezen ! Immers, de toekomst moet vervuld worden! Het volk zal en moet zich verheffen uit den dommelslaap, waarin gij het kunstmatig versuft hebt!

Ons wapen: Vereeniging, is steeds zorgende dat de belangen des volks worde, erkend, zonder maatschappelijke schokken ie vei oorzaken.

Heil u, dat er eene macht bestaat, oie de onweerstaanbare hartstochten van het volk breidelt, regelt !

Hoe zou het gaan zonder de beredeneerde invloed van eene vereeniging, wanneer de tijd tot herstelling van het verbroken evenwicht onzer rechten daar is!

Handelt dus verstandig!

Elke weerstand werkt nadeelig op u terug. Wij zijn werklieden en dus vredelievend; want de arbeid is de vrede.

Maar geloof ook, dat wij werklieden elk voogdijschap verwerpen en in alles als mannen van beginsel zullen handelen!

J. VAN DEN BEKG, 1ste Secretaris vaa het Ned. Werkl,-Verbond. CAfd. Internationale ArbëidersvercenigingJ.

Ik weet het, vrienden! ware vrijheid Geeft den geest oprechte blijheid;

Maar blijgeestig is hij niet,

Die zich overheerschen ziet.

Doter.

Werklieden !

God dank! de tijd is aangebroken waarop de algemeene verbroedering met de binnen- en buitenlandsche werklieden een aanvang neemt. Yrijer dan ooit begint thans den tot nu toe zoo vertrapten en verguisden werkman adem te halen en zijn heerlijk nmensch zijn" te gevoelen. Van het eene einde der wereld tot het andere waait een vrijheidswind ons in 't aangezicht en ieder gevoelt zich verkwikt daarin slechts een oogenblik te vertoeven. Het is namelijk eenige flinke en met vuur bezielde mannen gelukt, de door de aristocratie en nagenoeg alle dagbladen, zoowel liberale als conservatieve, zoozeer gevreesde Internationale Werklieden-Ver eeniging hier te lande in te voeren, met het doel den werkman te veredelen en alles wat naar willekeur, slavernij en despotiek gezach riekt, te verdrijven. Het is dat schoone lichaam, broeders! dat haar leden met duizendtallen bij duizendtallen kan tellen, dat reeds zoo heilzaam en vruchtbaar in België, Duitschland, .Frankrijk, Italië, Spanje en Zwitserland heeft gewerkt, en dat gedurig een onweer voorspelt, dat boven de hoofden der ellendige verdrukkers van de werklieden dreigt los te barsten. Wees dus, welkom en vruchtbaar ook hier in Nederland, 't land waarvan gezegd wordt yrw te zijn van slavernij ! De hemel geve, dat niet uwe eerste levenskreet met den stervenssnik van edele werklieden worde ineen gesmolten, ten einde ze beiden te vernielen!

Werklieden, die tot nog toe geen leden hiervan zijt, wat ik u in 't belang van u zelven in de eerste, en dat van anderen in de tweede plaats, mag aanraden: treedt toe. Helpt dat schoone lichaam door uwe deelneming schragen. Ge gaa,t gebukt onder de zorgen en lasten van 't leven; minder als een hond wordt ge dikwerf door uwe «^«vrienden behandeld; hartverscheurend is het geween uwer vrouwen en kinderen, om wier toekomst 't u vaak bang en schemerig voor't oog wordt. Bij al uw werken en zwoegen krijgt ge zelfs 't noodige voedsel niet; neen! ook dit wordt u onhouden en staat gij in dit opzicht verre beneden den afrikaanschen slaaf, wiens meester begrijpt, dat door goede spijzen de lijfeigene werkzaam kan blijven.

Werklieden! aan dit alles kan een einde komen! Gij zelf hebt de macht in handen paal en perk tegen, dergelijke handelingen te stellen! Door eendrachtig saam te werken zijn wij groot en sterk; door eendracht hebben onze vaderen zich ontworsteld van dwingelanden als Eilips, Alva en Napoleon!

Door gesamenlijke deelname zullen wij weder fier liet "hoofd omhoog kunnen heffen en zal ook de vereeniging in Nederland toonen wat zij kan en vermag. Hebt ge tot nu toe den moed nog niet de werkplaats te verlaten, wanneer de baas (?) het uw toekomend loon onthoudt, dan en dan alleen zult ge in dit uw pogen tot verbetering van uw lot ondersteuning vinden en niet aan honger of gebrek worden prijs gegeven! Komt du§! Laten die vele stemmen niet zijn als die eens roepende in de woestijn, maar haast u er gehoor aan te geven! Dan gewis zal de maatschappelijke omwenteling haar bégin naderen en zeker komt de overwinning aan onze zijde, ten spijt der verdrukkers en ter eere der nooit volprezen vrijheidsmannen!

Nog eens dus: vooruit op het door de oprichters der Internationale afgebakende padaan welks eindpaal staat: winnen of.... vergaan ! Werkend leven, of.... strijdend sterven /

En gij, armoezaaiers in den vorm van bazen! Nero's, die zeggen het belang van den werkman voor te staan, doch steeds het tegendeel bewijzen; die door 't zweet en bloed van den armen slaaf en dat zijner vrouw en kinderen u schatten hebt weten te vergaderen, tracht niet uwe werklieden te bewegen of te dwingen onze vereeniging vaarwel te zeggen ! Jammer is het voor u, niet waar, ellendige dwazen ! dat ge in een oogenblik van woede, geen kannibaal'kunt worden, ten einde de gansche vereeniging, die u zoo dwars in den maag zit,

te verslinden! Maar dat kunt ge niet! Enkele slachtoffers kunnen door u gemaakt worden, toch zijn wij niet bevreesd! 't Bloed van vrije Nederlanders stroomt ons door de aderen en niets ter wereld, gaen tittel of jota zelfs in onze nog al tamelijk liberale staatswetten, verbiedt ons het schoone vereenigen. Doet dus wat gij wilt, wij vreezen u niet, al dreigt men ons ook met de donderende banbliksems. Ik behoudt mij voor in een der volgende nommers doel en strekking van de Internationale te bespreken.

C. P. Michon,

\e Secr. Nederl. Typogr .-Bond en lid rO van de Internationale.

Boekbinders! attentie s. v- p.

In het Handelsblad van 14 en 16 October 11. >heb ik eene advertentie gelezen van den volgenden inhoud: uEen bekwaam boekbinder, vast werk begeerende, vervoege zich bij W. J. de Jongh, Koningstraat, Arnhem." Even als het de acteurs eener schouwburg alleen vergund is achter de schermen te zien, zoo is het de ingewijde alleen, die kan weten of die aangeboden plaats eene begeerlijke, dan wel eene niet gewenschte is. Eenigen tijd geleden heb ik de eer, of liever het ongeluk, gehad door genoemde heer voor vast werk te worden aangenomen, en, door ondervinding wijs geworden, gun ik aan alle boekbindersgezellen een kijkje achter de schermen. Ieder, die op bovenstaande advertentie schrijft, moet zich aan de volgende bepalingen kunnen onderwerpen: 1°. geheel op eigenkosten derwaarts gaan; 2°. voor /' 6 per week werken; 3 . mag hij nooit s avonds te huis huis werken; 4°. geen lid zijn van den Ned. Typographenbond 1); 5°. niet arm zijn; 6°. met een paar goede, brave kameraden geen omgang hebben dan alleen de gewone morgenen avondgroet. Doch ziehier mijn wedeivaren. In "Mei dezes j aars schreef ik aan aen heer W. J. de Jongh, om bij hem te worden geplaatst en ontving tot antwoord, dat hij op dat oogenblik zieh had voorzien met iemand uit Zwolle, doch dat spoedig misschien eene verandering kon komen en dat hij mij dan kon plaatsen. Niet lang daarna kwam de heer de Jongh bij mij te Amsterdam om mij te spreken, en stelde mij toen voor bij hem te komen werken voor f 6, met te huis te mogen werken, echter de bepaling er bij, geen lid te mogen zijn van den Ned. Typographenbond, en mij niet met nde knechts op te houden. Op de vraag om wat meerder loon, stelde hij mij voor, dat ik steeds kon overwerken, want wanneer er geen werk voor particulieren was, had hij werk voor de winkel, zoodat ik cioor over te werken een paar gulden per week meer kon verdienen. Eene fraaie stelling voorwaar, om o velde vrije uren van den arbeider te beschikken, door hem slechts zooveel te laten verdienen, dat de nood hem dringt, te werken, totdat het nacht is. Enfin, ik nam zijne voorwaarden aan en na veertien dagen op proef gewerkt te hebben, werd ik aangenomen. Doch al spoedig bemerkte ik, dat de gezellen, die hij mij als eerste oproermakers had geschetst en als menschen, die niet tevreden waren met hun staat, lijdelijk datgene droegen wat zij niet konden veranderen 2), en ik begreep ook even spoedig dat van overwerken niets kwam en ik te veel was.

Toen ik met den patroon er over spralc om mijn huisgezin over te laten komen en vooischot voor'reiskosten verzocht, werd mij g.ezeSd: «had ik geweten, dat gij zoo arm was, ik lia u niet genomen; gij zoudt dus wijs ^doen, maar weder naar Amsterdam te gaan. J " kwam buiten zijne liulp te Arnhem, doch niet lang daarna werden er allerlei ongegronde aanmerkingen op mijn werk gemaakt, waaruit ik begreep, dat ik zou moeten vertrekken loen riep ik uit: //Ach, wat ben ik wreed bedro-

Spoedig was er een stok gevonden om den //hond" te slaan: eene kleine kwestie, waarin ik de vrijheid nam van denkwijze met den pa-

11 De redactie gelieve dit voor memorie te j oulen,

mende in n°. 7 va i dit blad. J • La'

2) B.at komt om lat zij geen ledea zijn ' en ^cn'"

' . j & <rh. Scheepers.